Uitspraak
Inleiding
Bouwvergunning 1
Aangevallen uitspraak van 9 februari 2022
Over het beroep van [appellant 3] heeft het Gerecht onder meer overwogen dat hij eerst op 16 oktober 2020 inzage heeft gekregen in bouwvergunning 1, zodat het op 21 oktober 2020 ingediende bezwaarschrift is ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. [appellant 3] heeft de gronden van bezwaar niet binnen de gestelde termijn aangevuld, maar volgens het Gerecht had de minister het bezwaarschrift in deze specifieke omstandigheden niet nietontvankelijk mogen verklaren wegens het ontbreken van gronden. De minister heeft, ondanks vele verzoeken daartoe, geweigerd om [appellant 3] afdoende in kennis te stellen van de inhoud van bouwvergunning 1 en de daarbij behorende stukken. Van [appellant 3] kon daarom niet worden verwacht bezwaargronden te formuleren op basis van een eenmalige inzage van de stukken, mede gelet op de omvang van het dossier en de complexiteit van het bouwproject. Het Gerecht heeft de beschikking van 9 maart 2021 vernietigd en de minister de opdracht gegeven opnieuw te beschikken met inachtneming van de gronden van het bezwaar zoals ingediend op 3 februari 2021. Vervolgens heeft het Gerecht bouwvergunning 1 geschorst totdat de minister op het bezwaar van [appellant 3] heeft beslist.
Actuele stand van zaken
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten, met name het bezwaarschrift van 10 augustus 2020 en het Lob-verzoek van 11 september 2020, wist [appellant 3] al vóór het inzagemoment op 16 oktober 2020 dat Three Rivers bouwvergunningen had aangevraagd en dat bouwvergunning 2 al was verleend. Niet aannemelijk is echter dat [appellant 3] toen ook wist dat bouwvergunning 1 was verleend. Het pro forma bezwaarschrift van 10 augustus 2020 was namelijk gericht tegen
eenbouwvergunning afgegeven aan Three Rivers voor de bouw van een hotel te Sero Colorado. De minister heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als gericht tegen bouwvergunning 2, en niet als mede gericht tegen bouwvergunning 1. Uit het Lobverzoek volgt dat [appellant 3] weliswaar wist dat het om meerdere aanvragen om bouwvergunning ging, maar daaruit volgt niet dat hij wist dat bouwvergunning 1 inmiddels was verleend. In zijn Lobverzoek wijst [appellant 3] immers op een
nog te verlenenbouwvergunning met kenmerk 0944-2019. De overgelegde chatgesprekken van eind juli 2020 tussen [appellant 3] en de architect van Three Rivers geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Daaruit kan worden afgeleid dat [appellant 3] wist van
eenbouwvergunning voor de bouw van een hotel te Sero Colorado, maar niet dat bouwvergunning 1 op 28 mei 2020 was verleend. Pas toen [appellant 3] op 16 oktober 2020 inzage werd gegund in de stukken raakte hij bekend met het feit dat net als bouwvergunning 2 ook bouwvergunning 1 al op 28 mei 2020 was verleend. [appellant 3] heeft vijf dagen later, namelijk op 21 oktober 2020 een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen specifiek bouwvergunning 1. Naar het oordeel van het Hof is dat bezwaarschrift ingediend zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden, zodat het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat nietontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding achterwege moet blijven.
Het Hof stelt voorop dat de Lar de mogelijkheid tot het instellen van incidenteel hoger beroep niet kent. Het Hof stelt verder vast dat door of namens bedoelde zeven eisers in eerste aanleg geen hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht van 9 februari 2022. [appellant 3] kan met zijn verzoek niet bereiken dat bedoelde zeven personen worden geacht alsnog hoger beroep te hebben ingesteld. Maar ook inhoudelijk treft het betoog van [appellant 3] geen doel. Het Hof stelt vast dat deze zeven eisers niet worden vermeld in het pro forma bezwaarschrift van 21 oktober 2020. Hun namen zijn pas toegevoegd in de brief met aanvullende gronden van 3 februari 2021. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Lar moet een bezwaarschrift, ook een pro forma bezwaarschrift, ten minste de naam van de indiener(s) bevatten. Na het verstrijken van de bezwaartermijn kunnen daar geen nieuwe bezwaarmakers aan worden toegevoegd. Ook niet bij het aanvullen van de gronden van bezwaar. Het Gerecht heeft daarom terecht en op goede gronden bedoelde zeven personen niet in hun beroep ontvangen.
Bouwvergunning 2
Aangevallen uitspraak van 7 maart 2022
Hoger beroep van [appellant 3] (AUA2022H00129)
Slotsom
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 9 februari 2022 in zaak nr. AUA202101487;
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 maart 2022 in zaak nr. AUA202101589.
Landsverordening administratieve rechtspraak
1. De beslissing op het bezwaarschrift wordt de indiener uiterlijk op de laatste dag van de termijn toegezonden of uitgereikt, onverminderd artikel 20, tweede lid.
1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
1. Een beroepschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt, met redenen omkleed, aan de indiener van het beroepschrift meegedeeld.
3. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.