ECLI:NL:OGEAA:2022:99

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AUA202100894
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De appellant, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van verweerder, die op 7 november 2020 de ophouding van de appellant had bevolen. Het bezwaar werd op 12 november 2020 ingediend, maar het uitblijven van een beslissing op het bezwaar leidde tot een beroep dat op 6 april 2021 werd ingesteld. De rechter heeft vastgesteld dat dit beroep te laat was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken bedraagt en begon te lopen op de dag dat het bestuursorgaan in gebreke bleef, namelijk op 5 februari 2021. De termijn eindigde op 1 april 2021, waardoor het beroep dat op 6 april 2021 werd ingediend niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechter heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat de rechter in eerste aanleg ambtshalve de tijdigheid van het beroep moet beoordelen. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet naleven van de termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 31 januari 2021
Lar nr. AUA202100894

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

Appellant,

van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 7 november 2020 heeft verweerder de ophouding van appellant bevolen.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 12 november 2020 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 6 april 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 29 november 2021. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Lar neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
1.2
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
1.3
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
De ontvankelijkheid
2.1
Het bezwaarschrift is op 12 november 2020 ingediend, zodat verweerder binnen twaalf weken na ontvangst daarvan, dat wil zeggen uiterlijk op 4 februari 2021 op het bezwaar diende te beschikken. Dit betekent dat verweerder op donderdag 5 februari 2021 in gebreke is geraakt tijdig op het bezwaarschrift te beschikken. Dit is ook de dag waarop de termijn van artikel 27, tweede lid, van de Lar is gaan lopen. Deze eindigde derhalve op donderdag 1 april 2021 en niet, zoals appellant meent, op Goede Vrijdag 2 april 2021. Anders dan appellant stelt is van verlenging van de termijn met toepassing van de Algemene termijnenverordening tot dinsdag 6 april 2021 derhalve geen sprake. Het op die datum ingediende beroepschrift is derhalve buiten deze termijn, ingediend.
2.2
Ter zitting is appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. In reactie daarop heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het beroepschrift binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend en aldus van de haar geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.3
Gelet op het vorenoverwogene, is het beroep niet-ontvankelijk.
2.4
Het gerecht heeft hierbij acht geslagen op de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 19 januari 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:2, waarin het Hof aansluiting zoekt bij de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021,ECLI:NL:CRVB:2021:1500. Uit deze rechtspraak volgt dat de rechter in eerste aanleg niet langer ambtshalve dient te beoordelen of tijdig bezwaar is gemaakt tegen het primaire besluit. (En de rechter in hoger beroep niet langer ambtshalve tevens de tijdigheid van het beroep in eerste aanleg dient te beoordelen.) De rechter dient echter nog immer ambtshalve de tijdigheid van het bij deze zelf ingesteld (hoger) beroep te beoordelen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grondslag.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 31 januari 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.