ECLI:NL:OGEAA:2020:453

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
AUA202001180, AUA202001256 t/m AUA202001261
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen en verzuimboetes belasting op bedrijfsomzetten en bestemmingsheffing AZV

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende tegen naheffingsaanslagen en verzuimboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had verzuimboetes ontvangen wegens het niet tijdig betalen van belastingaangiften voor de belasting op bedrijfsomzetten (BBO) en de bestemmingsheffing AZV (BAZV) over verschillende tijdvakken in 2018. De belanghebbende stelde dat er een begunstigend beleid bestond dat tot 2018 geen verzuimboetes werden opgelegd, en dat dit beleid ook voor de tijdvakken in 2018 zou moeten gelden. Het Gerecht oordeelde echter dat de Inspecteur terecht de verzuimboetes had opgelegd, aangezien er geen vertrouwen kon worden ontleend aan het niet-gepubliceerde beleid en dat de belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen de opgelegde aanslagen. De uitspraak van 6 november 2020 bevestigde dat de verzuimboetes passend waren en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was, met uitzondering van de verzuimboete over het tijdvak mei 2018, die ambtshalve was verminderd. De belanghebbende kreeg proceskosten vergoed en het griffierecht werd terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 6 november 2020
BBZ nrs. AUA202001180, AUA202001256 t/m AUA202001261
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 17 september 2018 naheffingsaanslagen belasting op bedrijfsomzetten (BBO) en bestemmingsheffing AZV (BAZV) over het tijdvak februari 2018 opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van in totaal Afl. 125 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belasting.
1.2
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 2 november 2018 naheffingsaanslagen BBO en BAZV over het tijdvak maart 2018 opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van in totaal Afl. 125 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belastingen.
1.3
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 3 december 2018 naheffingsaanslagen BBO en BAZV over het tijdvak april 2018 opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van in totaal Afl. 250 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belastingen.
1.4
Aan belanghebbende is met dagtekening 15 februari 2019 een naheffingsaanslag BAZV over het tijdvak mei 2018 opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Afl. 500 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belasting.
1.5
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 18 februari 2019 naheffingsaanslagen BBO en BAZV over het tijdvak juli 2018 opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van in totaal Afl. 500 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belastingen.
1.6
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 18 februari 2019 naheffingsaanslagen BBO en BAZV over het tijdvak augustus 2018 opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van in totaal Afl. 500 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belastingen.
1.7
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen BBO en BAZV over het tijdvak november 2018 opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van in totaal Afl. 500 vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven belastingen.
1.8
Belanghebbende heeft op 7 maart 2019 en 14 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen de verzuimboetes.
1.9
De Inspecteur heeft bij uitspraken van 9 maart 2020 de bezwaren tegen de verzuimboetes over de tijdvakken februari, maart en april 2018 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De inspecteur heeft ambtshalve de verzuimboetes over het tijdvak april 2018 verminderd tot een bedrag van in totaal Afl. 125. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 maart 2020 de verzuimboetes over de tijdvakken juli, augustus en november 2018 verminderd tot in totaal Afl. 125 per tijdvak.
1.1
Belanghebbende heeft op 7 mei 2020 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.11
De Inspecteur heeft op 4 augustus 2020 een verweerschrift ingediend.
1.12
De Inspecteur heeft op 3 september 2020 ambtshalve de verzuimboete over het tijdvak mei 2018 verminderd tot Afl. 125.
1.13
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen [A] van [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B], [C] en [D].

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar tegen verzuimboetes februari, maart en april 2018

2.1
In artikel 17, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag of boetebeschikking, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.2
De onderhavige aanslagbiljetten ter zake van de tijdvakken februari, maart en april 2018 zijn gedagtekend op respectievelijk 17 september 2018, 2 november 2018 en 3 december 2018. De bezwaarschriften tegen de op deze aanslagbiljetten vermelde verzuimboetes zijn op 7 maart 2019 ingediend. Deze bezwaarschriften zijn dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
2.4
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De Inspecteur heeft deze bezwaren dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Betalingsverzuimboetes
2.5
Bij het niet tijdig betalen van de aangegeven BBO en BAZV is ingevolge artikel 55, lid 1 ALB in samenhang met artikel 14, lid 1 ALB sprake van een verzuim indien de betaling niet is gedaan binnen vijftien dagen na het einde van het tijdvak.
2.6
Op grond van artikel 55, lid 1 ALB kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste Afl. 10.000.
2.7
In het Boetebeleid Belastingdienst Aruba (hierna: BBA) is het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van paragraaf 23 BBA wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande zeven tijdvakken een betalingsverzuim is geconstateerd.
2.8
Op grond van paragraaf 23 BBA legt de Inspecteur bij een eerste, tweede en derde/volgend betalingsverzuim een boete op van 10% van de niet (tijdig) betaalde belasting met een minimum van respectievelijk Afl. 125 (eerste verzuim), Afl. 250 (tweede verzuim) en Afl. 500 (derde /volgend verzuim). Daarbij geldt een maximum boete van respectievelijk Afl. 2.500 (eerste verzuim), Afl. 5.000 (tweede verzuim) en Afl. 10.000 (derde /volgend verzuim).
2.9
De Inspecteur heeft verklaard dat door het automatiseringproces bij de Belastingdienst pas vanaf 2018 de naheffingsaanslagen en verzuimboetes voor niet (tijdige) betaling van de verschuldigde belasting geautomatiseerd worden opgelegd, dat voor 2018 een coulance-periode geldt, en dat daarom het (niet-gepubliceerd) begunstigend beleid wordt gevoerd dat voor de verzuimboetes ter zake van het belastingjaar 2018 per tijdvak steeds het bedrag voor het eerste verzuim (Afl. 125) wordt toegepast in plaats van de bedragen behorende bij de in artikel 23 BBA voorgeschreven verzuimenreeks.
2.1
Belanghebbende heeft de BBO en de BAZV die op aangiften moeten worden voldaan, niet tijdig betaald. Aan belanghebbende zijn verzuimboetes over de tijdvakken mei, juli, augustus en november 2018 opgelegd van Afl. 125 elk. Dit is overeenkomstig voornoemd (niet-gepubliceerd) begunstigend beleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boetes passend en geboden.
Vertrouwensbeginsel; niet-gepubliceerd beleid
2.11
Belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat de Inspecteur niettemin geen verzuimboetes mag opleggen. Belanghebbende heeft zich in dat verband erop beroepen dat zij aan de tot 2018 gevolgde gedragslijn van de Belastingdienst om geen verzuimboetes op te leggen, het vermoeden ontleend van niet-gepubliceerd begunstigend beleid dat ook over de onderhavige tijdvakken in 2018 geen verzuimboetes zouden worden opgelegd.
2.12
Bij niet-gepubliceerd beleid komt aan het vertrouwensbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geen rol toe. Daaraan kan dus geen vertrouwen worden ontleend (vgl. HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1235).
Gelijkheidsbeginsel; niet-gepubliceerd beleid
2.13
Voor zover belanghebbende met zijn betoog niet alleen een beroep doet op het vertrouwensbeginsel maar ook op het gelijkheidsbeginsel, heeft het volgende te gelden. Belanghebbende beroept zich op niet-gepubliceerd begunstigend beleid, waarvan in haar geval zou zijn afgeweken. Ter ondersteuning van dit beroep dient belanghebbende te wijzen op gevallen waarin andere belastingplichtigen een gunstiger behandeling ten deel is gevallen dan zij zelf ondervindt. Vervolgens ligt het op de weg van de Inspecteur die ongelijke behandeling te verklaren en aannemelijk te maken dat die niet voortvloeit uit een door hem gevoerd of op een hoger niveau gecoördineerd beleid (vgl. HR 23 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL8260, HR 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2434).
2.14
De Inspecteur heeft verklaard dat ook vóór 2018 verzuimboetes werden opgelegd, maar dat door het automatiseringproces bij de Belastingdienst vanaf 2018 de naheffingsaanslagen voor niet (tijdige) betaling van BBO en BAZV geautomatiseerd en zonodig met verzuimboete worden opgelegd. Dit brengt volgens de Inspecteur mee dat andere belastingplichtigen noch vóór 2018, noch vanaf 2018 gunstiger worden behandeld dan belanghebbende. Met deze plausibele verklaring acht het Gerecht aannemelijk dat de Inspecteur geen begunstigend beleid heeft gevoerd ten aanzien van met belanghebbende vergelijkbare belastingplichtigen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan daarom niet slagen.
Vertrouwensbeginsel; uitlatingen bewindslieden
2.15
Verder heeft belanghebbende betoogd dat de minister-president en de minister van Financiën tijdens een persconferentie hebben verklaard dat de over het jaar 2018 opgelegde verzuimboetes zouden worden verminderd.
2.16
Aan de uitlatingen van deze bewindslieden kan belanghebbende geen vertrouwen ontlenen. Er is immers geen sprake van algemeen gepubliceerd beleid of van een individuele toezegging.
2.17
Daarbij komt dat de Inspecteur de aan belanghebbende opgelegde verzuimboetes over de tijdvakken mei, juli, augustus en november 2018 heeft verminderd, overeenkomstig de verklaring van de minister-president.
Niet horen in bezwaarfase
2.18
Op grond van artikel 18, lid 5 ALB wordt de belanghebbende in de bezwaarfase gehoord als hij daar om heeft verzocht.
2.19
In het onderhavige geval heeft belanghebbende in haar bezwaarschriften verzocht te worden gehoord. De Inspecteur heeft nagelaten belanghebbende te horen. Anders dan de Inspecteur voorstaat, kan het corresponderen via e-mail niet als horen worden aangemerkt. Naar het oordeel van het Gerecht is belanghebbende door de gang van zaken bij het horen echter niet benadeeld omdat er tussen de Inspecteur en belanghebbende geen verschil van mening bestaat over de van belang zijnde feiten (vgl. GEA Curaçao 16 december 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:298; HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1011). Daarnaast heeft belanghebbende ter zitting verzocht de zaak niet terug te wijzen naar de Inspecteur.
Slotsom
2.2
Hangende de beroepsprocedure heeft de Inspecteur ambtshalve de verzuimboete over het tijdvak mei 2018 verminderd. Gelet daarop dient het beroep inzake deze verzuimboete gegrond te worden verklaard. Het Gerecht handhaaft de verzuimboete zoals deze ambtshalve is verminderd.

3.PROCESKOSTEN

3.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
3.2
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op Afl. 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 1).
3.3
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de verzuimboete over het tijdvak mei 2018 gegrond;
- verklaart de overige beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de verzuimboete over het tijdvak mei 2018;
- handhaaft de verzuimboete over het tijdvak mei 2018 zoals deze ambtshalve is verminderd;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 6 november 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300