ECLI:NL:OGEAA:2019:699
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsverhouding tussen verzoekster en verweerster in het kader van een arbeidsgeschil
In deze zaak heeft verzoekster, een spa medewerkster, verzocht om de nietigheid van haar ontslag door verweerster, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, te verklaren. Verzoekster heeft van 6 november 2017 tot 17 april 2018 werkzaamheden verricht voor verweerster. Na een ontslag op staande voet heeft verzoekster de nietigheid van het ontslag ingeroepen, maar verweerster betwistte de kwalificatie van de rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst. De procedure omvatte verschillende indieningen, waaronder een verzoekschrift en verweerschrift, en culminerde in een zitting op 4 juni 2019.
Het gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster tijdig haar vordering heeft ingediend en dat verweerster niet kon stellen dat de vordering was verjaard. Echter, het gerecht oordeelde dat de rechtsverhouding tussen partijen niet als een arbeidsovereenkomst kon worden gekwalificeerd. Dit oordeel was gebaseerd op het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, het feit dat verzoekster geen salarisslip ontving en geen sociale premies werden afgedragen. Bovendien ontving verzoekster een percentage van de behandelingsprijs in plaats van een vast loon, wat niet gebruikelijk is voor een arbeidsovereenkomst.
Uiteindelijk heeft het gerecht de vordering van verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, maar verleende haar wel toestemming om kosteloos te procederen. De beschikking werd uitgesproken door rechter S. Verheijen op 3 september 2019.