ECLI:NL:HR:2007:BA6231
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds en de kwalificatie van een managementovereenkomst als arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting Thuiszorg Rotterdam en Stichting Pensioenfonds PGGM. De zaak betreft de vraag of Thuiszorg Rotterdam verplicht was om een bedrag van ƒ 22.301,02 aan PGGM te betalen op basis van een dwangbevel dat was betekend op 3 oktober 2001, overeenkomstig artikel 21 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Thuiszorg Rotterdam had in eerste instantie de kantonrechter verzocht om het dwangbevel buiten effect te stellen en om te verklaren dat de directeur, [betrokkene 1], niet verplicht was deel te nemen in de PGGM-regeling. De kantonrechter heeft de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam toegewezen, maar PGGM ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam af, waarbij het dwangbevel in stand bleef.
Thuiszorg Rotterdam heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst onderzocht, aangezien de vraag was of [betrokkene 1] op grond van de verplichtstelling moest deelnemen in de regeling van PGGM. De Hoge Raad concludeerde dat er sprake was van een gezagsverhouding tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1], en dat de managementovereenkomst niet in de weg stond aan de kwalificatie van de rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van Thuiszorg Rotterdam en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.