ECLI:NL:OGEAA:2019:596

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
AUA201900634 en AUA201900635
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboete inkomstenbelasting en bewijsvoering van aanmaning

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 september 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen verzuimboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen aan de belanghebbende, die een belastingadvieskantoor drijft. De belanghebbende had geen aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting over de jaren 2010 en 2012, wat leidde tot de oplegging van verzuimboetes van Afl. 5.000 voor elk jaar. De belanghebbende betwistte de verzuimboetes, stellende dat hij geen aanmaning had ontvangen voor het doen van aangifte, en dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de aanmaning was verzonden.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet in zijn bewijslast was geslaagd, aangezien er geen bewijs was dat de aanmaning daadwerkelijk was verzonden. Hierdoor werd de verzuimboete voor het jaar 2010 vernietigd. Voor de verzuimboete van 2012 oordeelde het Gerecht dat de aanmaning niet prematuur was, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij uitstel had gekregen voor het indienen van de aangifte. De verzuimboete voor 2012 werd gehandhaafd. Het beroep inzake de verzuimboete 2010 werd gegrond verklaard, terwijl het beroep inzake de verzuimboete 2012 ongegrond werd verklaard. De Inspecteur werd opgedragen het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 18 september 2019
BBZ nrs. AUA201900634 en AUA201900635
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 30 november 2016 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2010 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 296.147. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Afl. 5.000 (vierde verzuim) wegens het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 april 2018 aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 304.536. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Afl. 5.000 (vierde verzuim) wegens het niet tijdig doen van aangifte.
1.3
Belanghebbende is op 14 november 2016 (2010) en 23 mei 2018 (2012) tegen de verzuimboetes in bezwaar gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 27 december 2018 de verzuimboetes gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende is op 27 februari 2019 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Hierbij is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.6
De Inspecteur heeft op 23 mei 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2019 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].

2.FEITEN

Aangifte inkomstenbelasting 2010

2.1
Belanghebbende drijft een belastingadvieskantoor. In 2011 is aan belanghebbende een aangiftebiljet inkomstenbelasting voor het jaar 2010 uitgereikt.
2.2
Op verzoeken van belanghebbende heeft de Inspecteur eerst tot 1 maart 2012 en nadien tot 3 september 2012 uitstel verleend voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2010. De uitstelbrieven van de Inspecteur zijn verzonden aan het privé-adres [adres] van belanghebbende.
2.3
Bij brief van 11 maart 2013 is belanghebbende aangemaand binnen tien werkdagen aangifte inkomstenbelasting 2010 te doen. Ook deze aanmaningsbrief is gericht aan het privé-adres van belanghebbende.
2.4
Belanghebbende heeft op 8 mei 2013 de aangifte inkomstenbelasting 2010 ingediend.
2.5
De Inspecteur heeft een verzuimboete van Afl. 5.000 opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte.
Aangifte inkomstenbelasting 2012
2.6
In 2013 is aan belanghebbende een aangiftebiljet inkomstenbelasting voor het jaar 2012 uitgereikt.
2.7
Op verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur tot 26 januari 2014 uitstel verleend voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2012. De uitstelbrief van de Inspecteur is verzonden aan het privé-adres [adres] van belanghebbende.
2.8
Bij brief van 7 april 2014 is belanghebbende aangemaand binnen tien werkdagen aangifte inkomstenbelasting 2012 te doen. Ook deze aanmaningsbrief is verzonden aan het privé-adres van belanghebbende.
2.9
Belanghebbende heeft op 1 oktober 2014 de aangifte inkomstenbelasting 2012 ingediend.
2.1
De Inspecteur heeft een verzuimboete van Afl. 5.000 opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de verzuimboetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de verzuimboetes en subsidiair tot vermindering van de boetes tot elk Afl. 250. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de verzuimboetes.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Prematuur bezwaar 2010

4.1
In artikel 17, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 30 november 2016. Het bezwaar is ingediend op 14 november 2016, dus vóór de dagtekening van het aanslagbiljet. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de aanslag en verzuimboete ten tijde van het indienen van het bezwaar reeds tot stand waren gekomen (GEA Aruba 7 januari 2019, nr. AUA201801879, ECLI:NL: OGEAA:2019:1). Daarvan is hier sprake. Ten tijde van het bezwaar was het aanslagbiljet immers al aan belanghebbende bekend. Gelet hierop is het bezwaar ontvankelijk.
Tijdigheid opleggen boetes
4.3
Artikel 10, lid 5, ALB bepaalt dat, indien een aangifte is ingediend, de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt na verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Ingevolge artikel 9, lid 2, ALB wordt deze aanslagtermijn verlengd met de duur waarvoor uitstel voor het indienen van de aangifte is verleend.
4.4
Ingevolge artikel 54 ALB dient een verzuimboete gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag te worden opgelegd. Als gevolg van dit samenstel van bepalingen vervalt ook de bevoegdheid van de Inspecteur tot het opleggen van een verzuimboete door tijdsverloop met het verstrijken van de aanslagtermijn (vgl. HR 29 april 2011, nr. 09/05158, ECLI:NL:HR:2011:BN9685 (https://www.ndfr.nl/Overzichten/RechtspraakDetails/ECLI_NL_HR_2011_BN9685)).
4.5
In het onderhavige geval is voor het doen van aangifte inkomstenbelasting 2010 meer dan een jaar uitstel verleend, zodat ook de termijn waarbinnen de aanslag en de boete kunnen worden vastgesteld met meer dan een jaar is verlengd. Dit brengt mee dat de verzuimboete 2010 tijdig is opgelegd.
4.6
Voor het doen van aangifte inkomstenbelasting 2012 is meer dan een half jaar uitstel verleend, zodat ook de termijn waarbinnen de aanslag en de boete kunnen worden vastgesteld met meer dan een half jaar is verlengd. Dit brengt mee dat ook de verzuimboete 2012 tijdig is opgelegd.
4.7
Of het uitstel voor het doen van aangifte wel volgens het beleid van de Inspecteur is geschied, is daarbij - anders dan belanghebbende betoogt - niet relevant. Van belang is slechts de termijn waarvoor de Inspecteur uitstel heeft verleend.
Verzuimboete 2010; geen aanmaning
4.8
De verzuimboetes van Afl. 5.000 zijn opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangiften inkomstenbelasting.
4.9
Bij het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de inkomstenbelasting kan ingevolge artikel 54, lid 1, in samenhang met artikel 7, lid 2, ALB slechts sprake zijn van een verzuim, indien de aangifte niet binnen een door de Inspecteur gestelde termijn is gedaan en geen gevolg is gegeven aan een aanmaning van de Inspecteur.
4.1
Belanghebbende stelt dat hij nimmer een aanmaning heeft ontvangen voor het doen van aangifte inkomstenbelasting 2010, zodat geen verzuimboete kan worden opgelegd.
4.11
Indien een belanghebbende, zoals in dit geval, stelt dat hij de aanmaning niet heeft ontvangen, ligt in die stelling een betwisting van de verzending van de aanmaning begrepen. In dat geval is het aan de Inspecteur om de verzending naar het juiste adres aannemelijk te maken (vgl. HR 5 juli 2019, nr. 18/01961, ECLI:NL:HR:2019:1102), bijvoorbeeld door een administratie over te leggen waaruit blijkt dat en op welke datum het stuk is verzonden (vgl. HR 12 juli 2019, nr. 18/03450, ECLI:NL:HR:2019:1176).
4.12
Het Gerecht acht de Inspecteur niet geslaagd in zijn bewijslast. Uit het overleggen van een afschrift van de aanmaning blijkt immers niet dat de aanmaning daadwerkelijk is verzonden. De Inspecteur heeft daarom ten onrechte de verzuimboete 2010 opgelegd.
Verzuimboete 2012; aangiftetermijn nog niet verstreken
4.13
Van een verzuim is slechts sprake als de aangifte niet binnen een door de Inspecteur gestelde termijn is gedaan en geen gevolg is gegeven aan een aanmaning van de Inspecteur.
4.14
Belanghebbende stelt dat de Inspecteur tot 3 juli 2014 uitstel had verleend voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2012, zodat de aanmaning van 7 april 2014 prematuur en niet geldig is. Dit brengt mee dat geen verzuimboete kan worden opgelegd, aldus belanghebbende.
4.15
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die stelt uitstel van indiening van de aangifte te hebben verkregen, daarvan de bewijslast draagt. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.16
Belanghebbende heeft niet op enigerlei wijze, bijvoorbeeld met een uitstelbrief van de Inspecteur, zijn stelling onderbouwd, zodat belanghebbende niet is geslaagd in zijn bewijslast. Dit brengt mee dat de aanmaning niet vroegtijdig is verstuurd.
4.17
Belanghebbende heeft de aangifte inkomstenbelasting 2012 niet gedaan binnen de door de Inspecteur in de aanmaning gestelde termijn. De Inspecteur heeft daarom terecht de verzuimboete 2012 opgelegd.
Hoogte verzuimboete 2012; boetebeleid
4.18
De verzuimboete van Afl. 5.000 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte inkomstenbelasting.
4.19
Op grond van artikel 54, lid 1, van de ALB kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van 5% van de verschuldigde belasting met een minimum van Afl. 250 en een maximum van Afl. 10.000.
4.2
In het Boetebeleid Belastingdienst Aruba (hierna: BBA) is het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van paragraaf 21, lid 2, BBA wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat belanghebbende in de voorafgaande vijf belastingjaren in verzuim is geweest.
4.21
Ingevolge paragraaf 21 BBA legt de Inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van Afl. 500, bij een tweede verzuim een boete van Afl. 1.250, bij een derde verzuim een boete van Afl. 2.500, bij een vierde verzuim een boete van Afl. 5.000 en bij een vijfde verzuim een boete van Afl. 10.000, met een maximum van 5% van de verschuldigde belasting.
4.22
Vaststaat dat voor de jaren 2007, 2008 en 2009 eveneens verzuimboetes zijn opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangiften inkomstenbelasting. Dit brengt mee dat in het onderhavige jaar 2012 sprake is van een vierde verzuim. De opgelegde boetes van Afl. 5.000 is overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boete passend en geboden.
4.23
Ingevolge artikel 54, lid 1, ALB kan de verzuimboete niet meer bedragen dan 5% van de verschuldigde belasting. Anders dan belanghebbende betoogt, dient daaronder te worden verstaan de verschuldigde belasting vóór verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen (Raad van beroep voor Belastingzaken 1 september 2014, nr. 61185, ECLI:NL:ORBBACM:2014:20). In dit geval bedraagt de verschuldigde belasting vóór verrekening van loonbelasting Afl. 112.416, zodat de boete van Afl. 5.000 niet meer bedraagt dan de 5% van de verschuldigde belasting.
4.24
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. Een medewerker van het eigen kantoor van belanghebbende heeft hem in deze procedure bijgestaan, zodat geen sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (vgl. HR 13 september 2019, nr. 18/03131, ECLI:NL:HR:2019:1319).
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, Landsverordening beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de verzuimboete 2010 gegrond;
- verklaart het beroep inzake de verzuimboete 2012 ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de verzuimboete 2010;
- vernietigt de verzuimboete 2010;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 18 september 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300