In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 september 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen verzuimboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen aan de belanghebbende, die een belastingadvieskantoor drijft. De belanghebbende had geen aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting over de jaren 2010 en 2012, wat leidde tot de oplegging van verzuimboetes van Afl. 5.000 voor elk jaar. De belanghebbende betwistte de verzuimboetes, stellende dat hij geen aanmaning had ontvangen voor het doen van aangifte, en dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de aanmaning was verzonden.
Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet in zijn bewijslast was geslaagd, aangezien er geen bewijs was dat de aanmaning daadwerkelijk was verzonden. Hierdoor werd de verzuimboete voor het jaar 2010 vernietigd. Voor de verzuimboete van 2012 oordeelde het Gerecht dat de aanmaning niet prematuur was, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij uitstel had gekregen voor het indienen van de aangifte. De verzuimboete voor 2012 werd gehandhaafd. Het beroep inzake de verzuimboete 2010 werd gegrond verklaard, terwijl het beroep inzake de verzuimboete 2012 ongegrond werd verklaard. De Inspecteur werd opgedragen het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan de belanghebbende te vergoeden.