ECLI:NL:OGEAA:2016:864

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 december 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
LAR nr. 2755 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak inzake subsidie voor bezoldiging rector

In deze zaak heeft de stichting Middelbaar Onderwijs Aruba (SMOA) een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een brief van de directeur van de directie Onderwijs, waarin werd aangegeven dat de minister van Onderwijs en Gezin voornemens was om een beslissing te nemen over de voortzetting van het dienstverband van een bepaalde rector. De stichting was van mening dat de brief van de directeur een beschikking inhield, maar het gerecht oordeelde dat de brief slechts informatief was en geen rechtsgevolg met zich meebracht.

Tijdens de zitting op 21 november 2016 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel de verzoekster als de verweerder vertegenwoordigd waren. Het gerecht overwoog dat de brief van 9 september 2016 niet gericht was op het creëren van rechtsgevolgen, maar enkel een mededeling was over een nog te nemen beslissing. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een beschikking en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom moest worden afgewezen.

De uitspraak werd gedaan op 5 december 2016 door mr. W.C.E. Winfield, die oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 5 december 2016
LAR nr. 2755 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de stichting Middelbaar Onderwijs Aruba (SMOA),
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat,
gericht tegen:
de minister van Onderwijs en Gezin,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. D.M. Canwood, advocaat.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 9 september 2016 heeft de directeur van de directie Onderwijs verzoekster medegedeeld, zoals hierna onder 2.3 vermeld.
Bij brief van 20 september 2016 heeft verzoekster daartegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 3 november 2016 heeft verzoekster het gerecht verzocht om hangende het bezwaar een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2016, waar verzoekster, vertegenwoordigd door haar bureauchef A en haar bestuurslid B, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en verweerder, vertegenwoordigd door C, werkzaam in dienst van het land, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, zijn verschenen.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
In voormelde brief van 9 september 2016, met als onderwerp “werving en selectie nieuwe rector” heeft de directeur onder meer als volgt vermeld:
“Wij kunnen u reeds berichten dat de minister van Onderwijs en Gezien voornemens is, om de beslissing van de minister van Financiën en Overheidsorganisatie, voor wat betreft voortzetting dienstverband na pensioengerechtigde leeftijd, over te nemen voor het onderwijspersoneel. Dit houdt in dat de heer X op grond hiervan niet aangesteld kan worden als rector van het Colegio Arubano, zulks gezien zijn leeftijd.”
en:
“Ten aanzien van de artikelen in uw conceptarbeidscontract zij hier vermeld dat de uitzendregeling waar u zich op baseert in principe bestemd is voor de aantrekking van leerkrachten in verband met de schaarste van leerkrachten in het Onderwijs op Aruba.
In het verleden is van deze regeling afgeweken in zeer bijzondere gevallen, zoals in het geval van uw voormalige interim-rector, de heer XX. Evenwel, dit betekent niet dat dezelfde procedure voor elke rector van toepassing is. In het onderhavig geval wordt betrokkene niet als leerkracht aangetrokken en voldoet hij dus niet aan de eisen om in aanmerking te komen voor de voorzieningen vermeld in de uitzendregeling.”
2.4
Daargelaten of de directeur bevoegd is om namens verweerder ter zake te beschikken, is deze brief, gelet op de bewoordingen daarvan, niet gericht op enig rechtsgevolg. Bij deze brief wordt verzoekster slechts geïnformeerd omtrent een nog te geven beschikking op haar verzoek om verlening van subsidie voor de bekostiging van de bezoldiging van de beoogd rector. Zij strekt niet op voorhand tot afwijzing van dat verzoek (vergelijk onder meer de uitspraak van het Hof van 10 mei 2004, ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3203).
De verwijzing door verzoekster naar de uitspraak van het Hof van 29 november 2004, ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3982, geeft geen grond voor een ander oordeel. Anders dan in die zaak het geval was, valt uit de bewoordingen van de brief van 9 september 2016 niet af te leiden dat beoogd is daarmee enig rechtsgevolg in het leven te roepen, meer in het bijzonder om een verzoek om verlening van subsidie af te wijzen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat deze brief is gegeven op een verzoek van verzoekster om haar te adviseren omtrent de met de beoogd rector te sluiten overeenkomst en te kennen te geven welke daaruit voortvloeiende kosten voor verlening van subsidie in aanmerking komen. Overigens heeft verweerder ter zitting uitdrukkelijk te kennen gegeven dat op het verzoek van verzoekster om aan haar subsidie te verlenen ter bekostiging van de bezoldiging van de beoogd rector op korte termijn zal worden beschikt.
Onder deze omstandigheden behelst de brief van 9 september 2016 naar voorlopig oordeel geen beschikking.
2.5
Nu in de brief van 9 september 2016 naar voorlopig oordeel geen beschikking is vervat, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.