In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 20 juni 2022 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die in beroep ging tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba met betrekking tot zijn bevordering naar schaal 6. Klager, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, stelde dat hij met ingang van 1 januari 2017 in aanmerking moest komen voor bevordering naar schaal 6, omdat hij voldeed aan de anciënniteitseis en de functiewaarderingseis. De Gouverneur, vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan, betwistte dit en stelde dat klager op de datum van zijn plaatsing in de functie van projectvoerder niet voldeed aan de vereiste bekwaamheid, omdat er geen beoordeling voor het jaar 2017 was.
Het Gerecht heeft in zijn tussenuitspraak van 22 november 2021 reeds vastgesteld dat klager aan de vereisten voldeed. In de uitspraak van 20 juni 2022 heeft het Gerecht geconcludeerd dat klager vanaf 1 januari 2017 over de geschiktheid en bekwaamheid beschikte om de functie van projectvoerder te vervullen. Het Gerecht oordeelde dat klager, gezien zijn positieve beoordeling in 2018, ook al in 2017 bekwaam was en dat de bevordering naar schaal 6 met terugwerkende kracht mogelijk was.
De rechter heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, het Landsbesluit van 5 februari 2021 vernietigd en bepaald dat de Gouverneur binnen twee maanden een nieuwe beslissing moet nemen over de ingangsdatum van de bevordering. Tevens is de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 1.400,-. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor bevordering binnen het ambtenarenrecht en de rol van beoordelingen in dit proces.