In deze zaak gaat het om de bevordering van klager, een ambtenaar, naar de rang van technisch opzichter (schaal 6) door de Gouverneur van Aruba. Klager, die sinds 1 januari 2012 de functie van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5) bekleedde, heeft op 22 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Gouverneur om hem met ingang van 1 januari 2020 te bevorderen naar schaal 6. Klager stelt dat hij eerder in aanmerking had moeten komen voor deze bevordering, gezien zijn functie als projectvoerder infrastructuur en verkeer, die maximaal gewaardeerd is op schaal 10. De Gouverneur heeft in zijn besluit aangegeven dat klager pas na drie jaar diensttijd in de rang van onderopzichter 1ste klasse in aanmerking komt voor bevordering.
Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend, omdat hij pas op 22 februari 2021 kennis nam van de bestreden beschikking. Het gerecht heeft vervolgens de standpunten van beide partijen belicht. Klager betwist de ingangsdatum van zijn bevordering en stelt dat de Gouverneur in strijd handelt met zijn eigen beleidsregels, aangezien hij leiding geeft aan iemand die al in schaal 7 is bezoldigd.
Het gerecht heeft geconcludeerd dat klager voldoet aan de anciënniteitseis en de functiewaarderingseis voor bevordering naar schaal 6. Echter, er is onduidelijkheid over de gunstige beoordeling van klager door de directeur van de DOW. Het gerecht heeft besloten het onderzoek te heropenen en de Gouverneur in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag waarom klager niet eerder in aanmerking komt voor bevordering. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.