ECLI:NL:OGAACMB:2022:21

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
AUA201903077
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar en de rechtsgeldigheid van het bestreden landsbesluit

In deze zaak gaat het om een bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba, waarbij klager met ingang van 1 september 2014 werd bevorderd naar de rang van adjunct-commies in schaal 6. Klager had eerder meerdere verzoeken tot bevordering ingediend, die door de minister van Toerisme en Transport en later door de minister van Financiën en Overheidsorganisatie waren afgewezen. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit, omdat hij van mening is dat het niet voldoet aan de eerdere uitspraak van het gerecht van 18 juni 2018, waarin werd bepaald dat verweerder ook een beslissing moest nemen op eerdere bevorderingsverzoeken van klager. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 29 november 2021, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia. Het gerecht overweegt dat de omvang van het geding wordt begrensd door de inhoud van het bestreden landsbesluit, dat uitsluitend betrekking heeft op de bevordering van klager op basis van het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst. Het gerecht concludeert dat het bestreden landsbesluit geen impliciete afwijzing van eerdere verzoeken inhoudt en dat klager niet heeft aangetoond dat verweerder onjuist heeft gehandeld. De uitspraak van het gerecht verklaart het bezwaar ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2022
Gaza nr. AUA201903077

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 8 juli 2019 (het bestreden landsbesluit), door klager ontvangen op 9 augustus 2019, heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 september 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies, met vaststelling van zijn bezoldiging in schaal 6, dienstjaar 11.
Hiertegen heeft klager op 6 september 2019 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 23 april 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak, na diverse aanhoudingen, behandeld ter zitting van 29 november 2021. Klager heeft ter zitting een akte wijziging petitum ingediend. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is ambtenaar en was tot 2013 werkzaam bij Aruba Tourism Authority (ATA). Klager is vanaf 2013 in niet-actieve dienst.
1.2
Bij brief van 10 maart 2006 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 januari 2003 te bevorderen naar schaal 6 en met ingang van 1 januari 2005 te bevorderen naar schaal 7.
1.3
Bij beschikking van 25 juni 2010 heeft de minister van Toerisme en Transport het onder 1.2 genoemde verzoek afgewezen.
1.4
Bij brief van 9 december 2010 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 juni 2004 te bevorderen naar schaal 6, met ingang van 1 juni 2006 naar schaal 7, met ingang van 1 juni 2008 naar schaal 8 en met ingang van 1 juni 2010 naar schaal 9. Bij brieven van diverse data heeft klager gerappelleerd.
1.5
Bij brief van 12 mei 2014 heeft klager verzocht om hem, met inachtneming van het beleid inzake bevordering van personeel in schalen 1 tot en met 5 die 25 jaar overheidsdienst hebben volbracht, met ingang van 1 juli 2012 te bevorderen naar schaal 6. Bij brieven van 13 juni 2014, 7 juli 2014, 8 september 2014, 19 november 2014, 22 december 2014, 5 februari 2015, 20 april 2015, 30 juni 2015 en 31 juli 2015 heeft klager gerappelleerd.
1.6
Bij beschikking van 21 september 2016 heeft de minister van Financiën en Overheidsorganisatie het onder 1.5 genoemde verzoek afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
U bent niet in actieve dienst waardoor geen sprake is van functioneren. U voldoet niet aan de bevorderingseisen.
Bij brief van 25 juni 2010 (DPO/13geh) bent u bericht inzake het afwijzen van uw bevorderingsverzoek naar schaal 6 en schaal 7.
(…)”.
1.7
Bij brief van 31 januari 2017 heeft klager wederom gerappelleerd op het onder 1.4 genoemd verzoek.
1.8
Tegen het uitblijven van een beslissing op het onder 1.6 genoemde verzoek heeft klager op 22 december 2016 een bezwaarschrift ingediend.
1.9
Bij uitspraak van dit gerecht van 18 juni 2018 (AUA201703567) heeft het gerecht de fictieve weigering om te beslissen op het onder 1.2 genoemde verzoek van klager vernietigd en heeft het gerecht verweerder opgedragen om binnen een termijn van drie maanden te beschikken op het verzoek van klager van 9 december 2010.
1.1
Bij bestreden landsbesluit van 8 juli 2019 heeft verweerder (alsnog) besloten om klager met ingang van 1 september 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6, dienstjaar 11). In het landsbesluit staat onder meer:
“(…)
Gelezen:
de verzoeken van 12 mei 2014, 13 juni 2014, 7 juli 2014, 8 september 2014 19 november 2014, 22 december 2014, 5 februari 2015, 20 april 2015, 30 juni 2015 en 21 juni 2015 van de heer [klager], nader te noemen betrokkene, niet in actieve dienst, inzake bevordering naar de rang van adjunct-commies.
Overwegende:
dat op betrokkene het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst van toepassing is;
dat betrokkene sedert 1 januari 2000 de rang van hoofdklerk bekleedt;
dat betrokkene op 1 september 2010 meer dan 2 jaar dienst het maximum van schaal 5 toucheert;
dat betrokkene op 21 augustus 2014, 25 jaar in overheidsdienst heeft volbracht;
(…)”.
De standpunten van partijen
2.1
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager op 1 september 2010 meer dan twee jaar de maximum bezoldigingsschaal toucheert en op 21 augustus 2014 vijfentwintig jaar in overheidsdienst heeft volbracht. Daarom komt klager, overeenkomstig het toepasselijk beleid per 1 september 2014 in aanmerking voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6). Bij contramemorie heeft verweerder nader toegelicht dat het bestreden landsbesluit is genomen op basis van het bevorderingsverzoek van klager van 12 mei 2014 en de daaropvolgende rappelbrieven, zoals ook blijkt uit de aanhef van het landsbesluit. Dit verzoek had dus uitsluitend betrekking op bevordering met toepassing van het beleid inzake vijfentwintig jaar overheidsdienst. Het bestreden landsbesluit behelst geen beslissing op klagers (herhaalde) verzoek(en) om te worden bevorderd zoals omschreven onder 1.2 en 1.5, aldus verweerder.
2.2
Klager kan zich met het bestreden landsbesluit niet verenigen en stelt dat verweerder geen acht heeft geslagen op de uitspraak van het gerecht van 18 juni 2018, die ertoe strekt dat verweerder ook een beslissing dient te nemen op zowel het bevorderingsverzoek van klager van 9 december 2010 als de bevorderingsvoordracht van de Aruba Tourism Authority van 15 maart 2012. Voor zover verweerder het bevorderingsverzoek en de bevorderingsvoordracht bij het bestreden landsbesluit (impliciet) heeft afgewezen, is het in strijd met het motiveringsbeginsel.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) dient klager om in aanmerking te komen voor een bevordering, te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (vereiste van gunstige beoordeling).
3.3
Ingevolge het door het bevoegde gezag gehanteerde beleid, zoals vastgelegd in de beslissing van de ministerraad van 17 juli 2012 (BE-44-A/12 Personeelsagenda), inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst kan aan personeel in dienst van het Land Aruba in schalen A en B en schalen 1 tot en met 5 een bevordering worden toegekend naar de eerstvolgende schaal bij 25 jaar overheidsdienst en meer dan 2 jaar in de maximumschaal (hierna: het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst).
De beoordeling
4.1
Het gerecht overweegt dat de omvang van het geding wordt begrensd door de inhoud van het bestreden landsbesluit. Het gerecht stelt vast dat het bestreden landsbesluit, gelet op de aanhef en inhoud ervan, uitsluitend een, op een daartoe strekkend verzoek van klager, toegekende bevordering behelst wegens het voldoen aan het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst. Het bestreden landsbesluit behelst geen afwijzing - ook niet impliciet - van zijn eerdere bevorderingsverzoek(en). De omstandigheid dat, zoals klager stelt, verweerder daarmee nog altijd niet heeft voldaan zijn verplichting tot nakoming van de uitspraak van het gerecht van 18 juni 2018 doet daar niet aan af. Een en ander kan in het onderhavige geding niet aan de orde komen. Daarvoor is de procedure van artikel 96 van de La bedoeld.
4.2
Nu klager verder niet heeft betoogd dat verweerder bij het bestreden landsbesluit op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst, is het bezwaar ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.