ECLI:NL:ORBAACM:2023:67

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
AUA2023H00118
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • W.H. Bel
  • A.H.M. van de Leur
  • A.P. van der Pluijm-Vrede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek inzake bevordering ambtenaar door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 15 november 2023 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een ambtenaar, die eerder op 1 maart 2023 een uitspraak had gekregen in een geschil met de Gouverneur van Aruba. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.P. Lee, had de Raad verzocht om herziening van de eerdere uitspraak, waarin zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aanleiding geven tot herziening van de eerdere uitspraak. De verzoeker had eerder meerdere verzoeken gedaan om bevordering, maar had geen bezwaar gemaakt tegen eerdere afwijzingen, wat volgens de Raad betekent dat hij daarin berustte. De Raad concludeert dat de verzoeker niet kan aantonen dat er sprake is van een misslag in de eerdere uitspraak en dat het herzieningsverzoek daarom moet worden afgewezen. De Raad heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 1 maart 2023, AUA2022H00092 (ECLI:NL:ORBAACM:2023:25), in de zaak van:

[Verzoeker],wonende te Aruba,verzoeker (hierna: verzoeker), gemachtigde: mr. R.P. Lee,

en

De Gouverneur van Aruba,(hierna: de gouverneur),

gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.

Procesverloop

Op 1 maart 2023 heeft de Raad uitspraak gedaan in het geding tussen partijen.
Op 1 juni 2023 heeft verzoeker de Raad verzocht deze uitspraak te herzien (herzieningsverzoek).
De gouverneur heeft op het herzieningsverzoek gereageerd.
De Raad heeft het herzieningsverzoek behandeld op de zitting van 26 oktober 2023. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. Bij landsbesluit van 8 juli 2019 (landsbesluit) heeft de gouverneur op het verzoek van verzoeker van 12 mei 2014 besloten hem met ingang van 1 september 2014 met toepassing van het beleid over bevordering bij een 25-jarig dienstverband te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6).
2. Het Gerecht heeft met de uitspraak van 21 maart 2022, AUA201903077 (ECLI:NL:OGAACMB:2022:21), het bezwaar van verzoeker tegen het landsbesluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Gerecht het volgende, samengevat, overwogen. De gouverneur heeft met het landsbesluit uitsluitend beslist op het verzoek van verzoeker van 12 mei 2014. Het landsbesluit behelst geen afwijzing van de eerdere reguliere bevorderingsverzoek(en) van verzoeker. De door verzoeker gestelde omstandigheid dat de gouverneur nog steeds geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van het Gerecht van 18 juni 2018, AUA201703567, doet daaraan niet af. Bij deze uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van verzoeker tegen de fictieve weigering te beslissen op zijn eerdere bevorderingsverzoek van 9 december 2010 gegrond verklaard en de gouverneur opgedragen alsnog te beslissen. De uitvoering van deze uitspraak ligt in deze procedure echter niet voor.
3. De Raad heeft bij de uitspraak van 1 maart 2023 de uitspraak van het Gerecht van 21 maart 2022 bevestigd. De Raad heeft hieraan nog het volgende toegevoegd. Verzoeker heeft meerdere verzoeken gedaan om bevordering naar schaal 6, 7, 8 en 9 met ingang van verschillende data. Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 25 juni 2010 waarbij zijn verzoek van 10 maart 2006 hem te bevorderen naar schaal 6 en 7 is afgewezen, zodat hij daarin kennelijk berust. Het daarop gevolgde bevorderingsverzoek (lees
:van 9 december 2010) kan dan ook worden opgevat als een weigering om terug te komen van de eerdere afwijzing van dit verzoek.
Daarvoor zal verzoeker nova (lees: nieuwe feiten en omstandigheden) moeten aanvoeren. De Raad stelt vast dat die kwestie niet voorligt bij de Raad. Ten overvloede merkt de Raad tenslotte op dat van nova geen sprake is.
Herzieningsverzoek
4. Verzoeker wil dat de uitspraak van de Raad van 1 maart 2023 wordt herzien. Hij stelt in de kern dat de uitspraak van de Raad niet juist is. De uitspraak bevat een misslag voor zover de Raad heeft overwogen dat verzoeker kennelijk heeft berust in de afwijzing van zijn herhaalde bevorderingsverzoek van 9 december 2010. Verzoeker wijst erop dat het Gerecht in zijn uitspraak van 18 juni 2018 heeft vastgesteld dat de gouverneur nog op dit verzoek moet beslissen. Verzoeker verzoekt de Raad de gouverneur alsnog op te dragen om op de uitspraak van het Gerecht van 18 juni 2018 te beslissen.
Beoordeling
5. Op grond van artikel 135, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) is ieder die partij was in een geding, bevoegd, binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid bedoeld is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken. In het tweede lid is bepaald dat de herziening wordt verzocht op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het beroep aan de Raad niet bekend was en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van de Raad.
5.1.
De Raad stelt vast dat wat verzoeker in zijn verzoekschrift over de uitspraak van de Raad van 1 maart 2023 heeft aangevoerd, niet kan worden aangemerkt als nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 135 van de La. Uit de uitspraak van de Raad van 1 maart 2023 blijkt dat de Raad bekend was met het herhaalde bevorderingsverzoek van verzoeker van 9 december 2010 en de uitspraak van het Gerecht van 18 juni 2018, waaruit volgt dat de gouverneur nog moet beslissen op het verzoek van verzoeker. Dat de Raad aan de beoordeling van het besluit over het bevorderingsverzoek van 12 mei 2014 nog heeft toegevoegd wat volgens de Raad het beoordelingskader is van de eerdere bevorderingsverzoeken van verzoeker, betekent niet dat daaruit volgt dat de gouverneur geen uitvoering meer hoeft te geven aan de uitspraak van het Gerecht van 18 juni 2018. Van een misslag van de Raad is geen sprake.
5.2.
Uit 5.1 volgt dat van enige omstandigheid als bedoeld in artikel 135, tweede lid, van de La geen sprake is. Het herzieningsverzoek van verzoeker moet worden afgewezen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep
wijsthet verzoek om herziening
af.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. A.P. van der Pluijm-Vrede leden, en uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.