In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 januari 2024. De verdachte, geboren in 1969, was in hoger beroep veroordeeld voor drie mishandelingen, waaronder één tegen een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Het hof had aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd, gebaseerd op een reclasseringsadvies van 7 december 2022. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat het hof de ISD-maatregel heeft gebaseerd op een reclasseringsadvies dat meer dan een jaar oud was, zonder dat de verdachte had ingestemd met het gebruik van dat advies. Dit is in strijd met artikel 38m lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, dat vereist dat de rechter een recent advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel moet hebben. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof niet begrijpelijk heeft gemotiveerd waarom het advies van 7 december 2022, dat niet recent was, toch gebruikt kon worden.
De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling van de strafoplegging. Het beroep is voor het overige verworpen.