3.2. Het arrest van het Hof houdt ten aanzien van de oplegging van de maatregel in:
"De raadsman heeft verzocht om verdachte niet de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Volgens de raadsman kan deze maatregel niet worden opgelegd, omdat door de verdediging niet wordt ingestemd met het gebruik van het op 13 januari 2006 uitgebrachte advies van De Ranitz en Oudejans. De raadsman stelt zich op het standpunt dat daaraan niet afdoet dat de genoemde gedragsdeskundigen opnieuw hebben gerapporteerd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het in het recente rapport vervatte advies niet is gebaseerd op nieuw onderzoek, maar dat slechts de redenering uit 2006 wordt herhaald. Voorts heeft de raadsman inhoudelijk verweer gevoerd tegen oplegging van de maatregel. Daarbij heeft de raadsman onder meer verwezen naar het advies dat De Ruiter omtrent verdachte heeft uitgebracht en de toelichting die zij heeft gegeven ter terechtzitting van het eerder behandelende hof.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Aan een verdachte kan de maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd, indien tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. In de onderhavige zaak hebben meerdere gedragsdeskundigen over de geestvermogens van verdachte gerapporteerd. Het hof beschikt over de volgende gedragsrapportages:
- Een consultbrief van psychiater B.T. Takkenkamp, mede namens kinder- en jeugdpsychiater S. Seinen, gedateerd 4 augustus 2005.
- Een rapport Pro Justitia, opgemaakt door psychiater A.G.S. de Ranitz en psycholoog J.M. Oudejans, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, gedateerd 13 januari 2006.
- Een rapport Pro Justitia, opgemaakt door psychiater prof. dr. A.M. Korebrits, gedateerd 5 maart 2007.
- Een rapport Pro Justitia, opgemaakt door klinisch psycholoog prof. dr. C. de Ruiter, gedateerd 6 maart 2007 (definitieve rapportage d.d. 23 maart 2007).
- Een rapport Pro Justitia, opgemaakt door psychiater A.G.S. de Ranitz en psycholoog J.M. Oudejans, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, gedateerd 30 december 2009.
Op grond van artikel 37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt een last tot terbeschikkingstelling slechts gegeven nadat er is overgelegd een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines
- waaronder een psychiater - die de betrokkene hebben onderzocht. Naar het oordeel van het hof wordt met het rapport Pro Justitia, opgemaakt door psychiater A.G.S. de Ranitz en psycholoog J.M. Oudejans en gedateerd 30 december 2009 aan dit vereiste voldaan. Daaraan doet niet af dat bij verdachte, vanwege zijn weigering daaraan mee te werken, geen volledig psychologisch en psychiatrisch onderzoek kon worden uitgevoerd. Van het advies dat door De Ranitz en Oudejans op 13 januari 2006 is uitgebracht, kan geen gebruik worden gemaakt voor het geven van een last tot terbeschikkingstelling, nu dit advies eerder dan één jaar voor aanvang van de terechtzitting in hoger beroep is gedagtekend en de verdediging niet heeft ingestemd met het gebruik ervan. Wel neemt het hof op voet van artikel 37a, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht de inhoud van deze rapportage in aanmerking, evenals de inhoud van de andere hierboven genoemde rapporten.
De Ranitz en Oudejans hebben in hun rapport van 13 januari 2006 geadviseerd om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, met bevel tot verpleging van overheidswege. Volgens de genoemde gedragsdeskundigen zijn de tenlastegelegde feiten gepleegd in een psychotische toestand. De psychotische decompensatie en de massale agressieve impulsdoorbraak waren het gevolg van een samenspel tussen een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis en een verslaving aan amfetamine. Gezien de ernst van de narcistische pathologie en het risico op terugval in de verslaving aan amfetamine, indien verdachtes persoonlijkheidsstoornis en verslaving onbehandeld blijven, schatten de genoemde gedragsdeskundigen het risico op nieuwe psychotische ontregelingen in als aanzienlijk. Op grond van de aard en de weging van de risicofactoren van het risicotaxatie-instrument HRC-20 kan volgens hen geconcludeerd worden dat de recidivekans groot is.
Gezien de ernst van de tenlastegelegde feiten, het ontbreken van enig ziektebesef en - inzicht bij verdachte en de te verwachten lange duur van een klinische behandeling achten De Ranitz en Oudejans behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet afdoende.
In hun rapport van 30 december 2009 blijven De Ranitz en Oudejans bij hun eerder gegeven advies. Volgens de gedragsdeskundigen leed verdachte ten tijde van het tenlastegelegde aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een amfetamineverslaving en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en bestaat er een grote kans op herhaling van vergelijkbare ernstige geweldsdelicten indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert.
Ter terechtzitting van het hof hebben Oudejans en De Ranitz het door hen aanwezig geachte verband tussen de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, zijn amfetamineverslaving en het gevaar voor herhaling als volgt nader toegelicht. Verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, die maakt dat verdachte grote verwachtingen heeft van zichzelf en gevoelig is voor het gebruik van middelen die het zelfgevoel opkrikken, zoals amfetamine.
De behoefte om zich bijzonder te voelen, neemt toe naarmate de kloof tussen het zelfbeeld en de realiteit groter wordt. Verdachte heeft twee mogelijkheden om deze kloof te dichten, namelijk door zich te storten op religie dan wel door amfetamine te gebruiken. Het ligt niet voor de hand dat de eerste mogelijkheid voor verdachte voldoet. De kans is derhalve groot dat verdachte na detentie wederom amfetamine gaat gebruiken en daaraan verslaafd raakt.
Amfetaminegebruik verhoogt het risico op psychotische ontregeling. Gelet op de inhoud van psychotische belevingen die verdachte heeft gehad, bestaat een grote kans op een herhaling van soortgelijke feiten als tenlastegelegd.
Het hof stelt vast dat Korebrits eveneens tot de conclusie komt dat verdachte ten tijde van de delicten lijdend was aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, zij het dat zijn inschatting van de ernst van de stoornis afweek van die van Oudejans en De Ranitz. De opvatting van De Ruiter, inhoudende dat verdachte niet lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, slaat op zichzelf en vermag het hof niet overtuigen.
Het hof neemt over en maakt tot het zijne het oordeel van De Ranitz en Oudejans dat verdachte tijdens het begaan van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een amfetamineverslaving en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Voorts acht het hof, op grond van de inhoud van de onderzoeksrapportage van 30 december 2009 en de daarop door Oudejans en De Ranitz ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting, de kans groot dat verdachte zonder behandeling van zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis en zijn amfetamineverslaving wederom ernstige geweldsdelicten zal plegen.
Het hof zal op grond van het vorenstaande bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Het hof zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, daar de algemene veiligheid van personen of goederen die verpleging eist."