ECLI:NL:HR:2025:672
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingheffing box 3 en rentevergoeding bij teruggaaf vermogensrendementsheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen de erven van [A]. De zaak betreft de belastingheffing over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3) voor het jaar 2018. De erflater, [A], had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, welke hij bestreed op grond van schending van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 1 van het Eerste Protocol (EP). De Inspecteur had de aanslag verminderd op basis van het Besluit rechtsherstel box 3, dat later is omgezet in de Wet rechtsherstel box 3.
Het Gerechtshof Den Haag had in hoger beroep geoordeeld dat de Herstelwet het vereiste rechtsherstel biedt, maar dat er geen belastingrente vergoed kan worden op grond van artikel 30fe van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De Hoge Raad heeft de klachten van de Staatssecretaris tegen dit oordeel beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, maar dat het tweede middel, dat zich richtte tegen de rentevergoeding, wel slaagde. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar alleen wat betreft de rentevergoeding, en het verzoek om rentevergoeding afgewezen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.