ECLI:NL:HR:2025:36
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbenden [X1] en [X2] tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 12 maart 2024. Het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbenden het verschuldigde griffierecht niet hadden betaald. De griffier van de Hoge Raad had hen op 21 augustus 2024 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hen een termijn van vier weken gegeven om dit te voldoen. Ondanks dat de brief was afgehaald, werd het griffierecht niet voldaan. Een tweede aangetekende brief op 18 september 2024 bood de belanghebbenden de kans om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.