ECLI:NL:CBB:2024:163
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven
Op 12 maart 2024 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1917, waarin het verzet van betrokkenen, [naam 1] en [naam 2], tegen een eerdere uitspraak van 19 december 2023 werd behandeld. Dit verzet was ingediend zonder zitting, op basis van artikel 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de eerdere uitspraak had het College zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2023, waarin ook andere geschriften en handelingen van verschillende entiteiten aan de orde kwamen.
De betrokkenen hebben in hun verzet argumenten aangevoerd, maar het College oordeelde dat deze, voor zover ze al begrijpelijk waren, niet leidden tot de conclusie dat de eerdere uitspraak onjuist was. Het verzet werd daarom ongegrond verklaard. Daarnaast oordeelde het College dat de betrokkenen kennelijk onredelijk gebruik hadden gemaakt van procesrecht, zoals bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Echter, omdat er geen kosten van een andere partij waren, werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.
De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier E.A. van der Meel, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.