ECLI:NL:HR:2025:348

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
22/04193
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zwaar lichamelijk letsel door schuld in verkeer door als bestuurder van auto op de rijstrook bestemd voor tegemoetkomend verkeer terecht te komen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1980, betrokken was bij een verkeersongeval dat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte kwam als bestuurder van een auto op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer terecht en botste frontaal op een andere auto. De Hoge Raad beoordeelt de cassatiemiddelen die zijn ingediend door de advocaat van de verdachte, S. Benayad. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, omdat de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf is verminderd naar 114 uren, subsidiair 57 dagen hechtenis, terwijl het beroep voor het overige is verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04193
Datum11 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 november 2022, nummer 23-001014-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S. Benayad, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de aan de verdachte opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 114 uren beloopt, subsidiair 57 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 maart 2025.