Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een huurder en Woningstichting De Goede Woning. De huurder had hoger beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verhuurder een machtiging vorderde voor renovatiewerkzaamheden in de woning van de huurder. De huurder had op 14 december 2022 een appeldagvaarding uitgebracht, met als eerste roldatum 28 maart 2023. Echter, op 27 maart 2023 diende de huurder een H4-formulier in om de appeldagvaarding in te trekken. De verhuurder werd vervolgens op 11 april 2023 gedagvaard, maar het hof verklaarde de huurder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de intrekking van de appeldagvaarding op 28 maart 2023 het geding niet meer aanhangig maakte, en dat het exploot van 11 april 2023 niet als herstelexploot kon worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en verwierp het cassatieberoep, waarbij de huurder in de proceskosten werd veroordeeld.