ECLI:NL:HR:2025:183
Hoge Raad
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek door de Hoge Raad in belastingzaak
In deze zaak heeft [X] B.V. een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de Hoge Raad, mr. M.E. van Hilten, mr. M.A. Fierstra en mr. E.N. Punt, in het kader van een eerder ingesteld beroep in cassatie (zaaknummer 23/00166). Het wrakingsverzoek werd ingediend op 8 januari 2025, nadat verzoekster op 2 januari 2025 was geïnformeerd over de uitspraakdatum van de cassatiezaak. Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek later ingetrokken ten aanzien van mr. M.E. van Hilten en mr. E.N. Punt, maar het verzoek tegen mr. M.A. Fierstra bleef staan. De Hoge Raad heeft de procedure gevolgd en verzoekster uitgenodigd om het verzoek mondeling toe te lichten. Verzoekster heeft echter laten weten niet ter zitting te verschijnen en heeft een pleitnotitie digitaal ingediend. De Hoge Raad heeft de wrakingskamer geïnformeerd dat er geen mogelijkheid was voor een zitting op afstand, wat verzoekster niet in staat stelde om een andere vertegenwoordiger te vinden. De advocaat-generaal heeft afgezien van het nemen van een conclusie. De Hoge Raad heeft het wrakingsverzoek beoordeeld op basis van de relevante wetgeving, waarbij werd vastgesteld dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De Hoge Raad oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden, met name de nevenfuncties van de betrokken raadsheer, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het wrakingsverzoek van M.A. Fierstra afgewezen, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.