ECLI:NL:HR:2025:1809

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
25/02474
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgmachtiging en de vereisten voor medische verklaringen in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, geboren in Afghanistan, had eerder een zorgmachtiging voor zes maanden gekregen, die op 14 mei 2025 zou vervallen. De officier van justitie verzocht op 4 april 2025 om een aansluitende zorgmachtiging voor twaalf maanden, maar de rechtbank verleende op 7 mei 2025 een zorgmachtiging voor twaalf maanden minus twaalf dagen, tot 25 april 2026. De advocaat van betrokkene betwistte de geldigheid van de medische verklaring die aan het verzoek ten grondslag lag, omdat deze was opgesteld met een Somalisch sprekende tolk, terwijl betrokkene Dari spreekt. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring voldeed aan de wettelijke eisen, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderzocht of het onderzoek door de psychiater had plaatsgevonden in een voor betrokkene begrijpelijke taal. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van communicatie in een begrijpelijke taal bij het verlenen van zorgmachtigingen en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor medische verklaringen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer25/02474
Datum28 november 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [plaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/08/331256/ FA RK 25-868 van de rechtbank Overijssel van 7 mei 2025, hersteld bij beschikking van 8 juli 2025.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot vernietiging van de beschikking van 7 mei 2025 van de rechtbank, en tot terugwijzing van de zaak naar die rechtbank.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Betrokkene is geboren in Afghanistan. Ten aanzien van betrokkene is op 14 november 2024 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, derhalve tot en met 14 mei 2025.
2.2
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 4 april 2025, de rechtbank verzocht om een aansluitende zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder insluiten en opnemen in een accommodatie.
2.3
Bij het verzoekschrift is onder meer overgelegd een medische verklaring van 28 maart 2025 van een onafhankelijke psychiater (hierna: de medische verklaring). In de medische verklaring is het volgende vermeld:
“4. Psychiatrisch onderzoek
a. Datum en tijdstip van het onderzoek van betrokkene:
25-3-2025 om 16.35 uur met een Somalisch sprekende tolk.
b. Wat zijn uw bevindingen inzake de actuele psychische gezondheidstoestand van betrokkene? (…)
Betrokkene zegt dat het nu redelijk gaat. Hij vertelt stress te hebben, veel gedachten in zijn hoofd, negatieve gedachten, over zijn toekomst. Hij heeft geen last van stemmen. Hij heeft de afgelopen 3 dagen iedere dag 2 biertjes gedronken. Hij wil terugkeren naar Somalie. Hij is alleen in Nederland. Zijn vader en moeder wonen in Somalie. Hij heeft ze gisteren nog gesproken.
Betrokkene gaf bij aanvang van het gesprek aan een Somalisch sprekende tolk te willen, terwijl hij een half jaar geleden bij een eerdere beoordeling met ondergetekende met een Dari-sprekende tolk is gesproken. Het lijkt erop dat betrokkene zaken door elkaar haalt in het kader van gedesorganiseerd denken.
Alles bij elkaar is er sprake van gedesorganiseerd denken bij een jongeman, die bekend is met schizofrenie en recent alcoholgebruik.
c. Welke hulpvraag formuleert betrokkene?
Betrokkene zegt dat hij wil terugkeren naar Somalie.”
2.4
De rechtbank heeft betrokkene gehoord met bijstand van een tolk in het Dari.
2.5
Bij beschikking van 7 mei 2025 heeft de rechtbank de verzochte zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden minus twaalf dagen, derhalve geldend tot en met 25 april 2026. [1] Daartoe heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen.
“2.3 (…)
De advocaat van betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische verklaring mogelijk ondeugdelijk is. In de medische verklaring staat vermeld dat de onafhankelijke psychiater betrokkene op 25 maart 2025 om 16:35 uur heeft gesproken met een Somalisch sprekende tolk. En onder punt 4.b staat vermeld dat betrokkene terug wil naar Somalië, waar zijn ouders ook wonen. Dit is onlogisch, omdat betrokkene niet uit Somalië komt en geen Somalisch spreekt. Ook kan hij zich geen gesprek met de onafhankelijke psychiater herinneren. Primair verzoekt de advocaat om de zorgmachtiging af te wijzen, omdat de medische verklaring niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Betrokkene wil terug naar het AZC en vindt de zorgmachtiging niet nodig. (…)
De GZ-psycholoog heeft desgevraagd toegelicht dat uit de medische verklaring blijkt dat de onafhankelijke psychiater op verzoek van betrokkene een Somalische tolk heeft geregeld. Op de afdeling wordt Dari met betrokkene gesproken. De gestelde diagnose en wilsonbekwaamheid worden door de GZ-psycholoog bevestigd en erkend. Betrokkene is meerdere keren gedwongen opgenomen geweest bij Veldzicht. Bij een decompensatie is betrokkene gedesorganiseerd in zijn denken en onnavolgbaar in gesprek. Hij verkeert onder meer in de veronderstelling dat hij voor de NASA en de CIA werkt en een kind in Amerika te hebben.
De rechtbank heeft, anders dan de advocaat van betrokkene, geen redenen gevonden om te
veronderstellen dat de medische verklaring niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen of
anderszins ondeugdelijk zou zijn. De onafhankelijke psychiater heeft met betrokkene gesproken en op diens verzoek een tolk in de taal Somalisch geregeld. Het verzoek om een Somalische tolk (terwijl betrokkene een half jaar eerder met dezelfde psychiater heeft gesproken met behulp van een Dari-tolk), evenals de wens om terug te keren naar Somalië, wijdt de psychiater aan gedesorganiseerd denken, waardoor betrokkene vermoedelijk zaken door elkaar haalt.
Betrokkene heeft, blijkens de medische verklaring, een beperkte concentratieboog en denkcapaciteit. Bij een gesprek langer dan tien minuten wordt het teveel voor het denkvermogen, stagneert het denken en kan betrokkene niet echt meer goed antwoord geven. Betrokkene raakt snel overprikkeld en verliest dan het overzicht. Dat betrokkene zich de gang van zaken tijdens het gesprek met de psychiater niet kan herinneren acht de rechtbank, gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden, zeer wel voorstelbaar. De rechtbank ziet in de inhoud van de medische verklaring geen reden om het verzoek af te wijzen.
(…)
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De Officier van justitie heeft op 4 april 2025 een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging ingediend. De zitting en beslissing hebben niet plaatsgevonden binnen de in artikel 6:2 lid 1 aanhef en onder e van de Wvggz genoemde termijn. Gelet hierop zal de rechtbank, conform het verzoek van de advocaat, de duur van de machtiging verkorten met 12 dagen. De zorgmachtiging zal, in tegenstelling tot de verzochte duur van twaalf maanden, worden verleend voor de duur van twaalf maanden minus twaalf dagen, en geldt aldus tot en met 25 april 2026.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel I van het middel klaagt dat de rechtbank geen zorgmachtiging kon verlenen voor langer dan zes maanden (art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz) omdat ten tijde van de bestreden beschikking de daaraan voorafgaande zorgmachtiging reeds was vervallen. Van een aansluitende zorgmachtiging (in de zin van art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz) was dus geen sprake, aldus het onderdeel.
3.2
Art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz bepaalt, voor zover hier van belang, dat de rechter een zorgmachtiging verleent voor de duur die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor zes maanden. Indien het een zorgmachtiging betreft die aansluit op een eerdere zorgmachtiging als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz, kan de rechter een zorgmachtiging verlenen voor maximaal twaalf maanden (art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz).
3.3
Een zorgmachtiging vervalt indien de geldigheidsduur is verstreken (art. 6:6 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz). Indien echter de officier van justitie een nieuw verzoek voor een zorgmachtiging heeft ingediend voordat de geldigheidsduur, bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz is verstreken, vervalt de eerdere zorgmachtiging in afwijking van art. 6:6 lid 1, onder a, Wvggz als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of, voor zover hier van belang, door het verstrijken van de termijn van drie weken na ontvangst van het verzoekschrift (art. 6:6 lid 2 Wvggz in verbinding met art. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz). Bij inachtneming van deze termijnen is sprake van aansluiting van de vervolgmachtiging op de lopende machtiging als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz, en kan de vervolgmachtiging voor de duur van maximaal twaalf maanden worden verleend. [2]
3.4
In dit geval was de lopende zorgmachtiging voor de duur van maximaal zes maanden verleend tot en met uiterlijk 14 mei 2025. De officier van justitie heeft het verzoekschrift voor een vervolgmachtiging ingediend op 4 april 2025 en dus vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende machtiging. De rechtbank moest vervolgens uiterlijk drie weken na ontvangst van het verzoekschrift (en dus uiterlijk op 25 april 2025) beslissen (art. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz). Dat heeft de rechtbank niet gedaan. Daardoor is de lopende machtiging op 26 april 2025 van rechtswege vervallen.
De zorgmachtiging die de rechtbank op 7 mei 2025 heeft verleend, sloot dus niet aan op de eerdere machtiging. De rechtbank kon daarom niet een zorgmachtiging verlenen voor een langere duur dan zes maanden. Dat de advocaat van betrokkene zelf heeft verzocht om de termijn van twaalf maanden te verkorten met de duur van de termijnoverschrijding, doet daaraan niet af. De hiervoor in 3.1 vermelde klacht is dus terecht voorgesteld.
3.5
Onderdeel II klaagt dat het oordeel van de rechtbank in rov. 2.3 onjuist is, althans onbegrijpelijk gemotiveerd. Het onderdeel voert aan dat de medische verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet, althans dat de rechtbank onderzoek had moeten doen naar de totstandkoming van de medische verklaring, aangezien betrokkene bij het onderzoek dat aan de medische verklaring ten grondslag ligt, is bijgestaan door een tolk Somalisch. Betrokkene spreekt echter geen Somalisch, maar Dari. Een beslissing tot vrijheidsbeneming kan op grond van art. 5 lid 2 EVRM niet worden gebaseerd op een gesprek met betrokkene in een taal die hij niet beheerst, aldus het onderdeel.
3.6
Uit het systeem van de Wvggz, in het bijzonder uit art. 5:8 lid 1 Wvggz in verbinding met art. 5:17 lid 3 Wvggz en art. 6:4 Wvggz, volgt, mede gelet op art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM, dat geen zorgmachtiging mag worden verleend indien de medische verklaring die ten grondslag ligt aan het daartoe strekkende verzoek niet voldoet aan de uit de wet voortvloeiende eisen. [3]
3.7
Gelet op het belang dat in het stelsel van de Wvggz toekomt aan de in art. 5:8 lid 1 Wvggz bedoelde medische verklaring die wordt opgesteld met het oog op een voorgenomen vrijheidsbeneming, geldt dat het onderzoek waarop die medische verklaring berust zoveel mogelijk dient plaats te vinden in een voor de betrokkene begrijpelijke taal. Voor de uitkomst van dit onderzoek is immers van belang dat de psychiater en de betrokkene in staat zijn op zodanige wijze met elkaar te communiceren dat de psychiater een goed beeld van de betrokkene kan krijgen. Het is aan de psychiater om daarop toe te zien. Dit kan onder omstandigheden meebrengen dat de psychiater zijn onderzoek dient te verrichten met bijstand van een tolk. [4]
3.8
Art 1:8 lid 1 Wvggz bepaalt dan ook dat een betrokkene bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg in een voor hem begrijpelijke taal wordt geïnformeerd.
3.9
Indien de medische verklaring dan wel de behandeling van de zaak ter zitting daartoe aanleiding geeft, dient de rechtbank, alvorens de verzochte machtiging te verlenen – zo nodig ambtshalve – vast te stellen dat het onderzoek waarop de medische verklaring als bedoeld in art. 5:8 Wvggz is gebaseerd, heeft plaatsgevonden met inachtneming van de hiervoor in 3.7 bedoelde eisen. [5]
3.1
In de medische verklaring (zie hiervoor in 2.3) is vermeld dat het gesprek plaatsvond met bijstand van een Somalisch sprekende tolk, terwijl een eerder gesprek met dezelfde psychiater plaatsvond met behulp van een tolk in het Dari. De psychiater heeft het verzoek om een tolk in de Somalische taal toegeschreven aan gedesorganiseerd denken. Uit de medische verklaring blijkt voorts dat op de afdeling met betrokkene in het Dari werd gesproken. Ook tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene bijgestaan door een Dari-tolk.
Deze omstandigheden geven ten minste aanleiding tot gerede twijfel over de vraag of het gesprek tussen de psychiater en betrokkene plaatsvond in een taal die betrokkene voldoende beheerst en daarmee over de vraag of de medische verklaring voldoet aan de uit de wet voortvloeiende eisen.
3.11
Niet blijkt dat de rechtbank heeft onderzocht of het onderzoek door de onafhankelijke psychiater heeft plaatsgevonden met inachtneming van de hiervoor in 3.7 bedoelde eisen. De rechtbank heeft dan ook ofwel het hiervoor onder 3.6 bedoelde uitgangspunt miskend, ofwel, in het licht van de in hiervoor in rov. 3.10 eerste alinea genoemde omstandigheden, haar oordeel onvoldoende gemotiveerd. De hiervoor in 3.5 weergegeven klacht slaagt dan ook.
3.12
De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. De zaak zal worden teruggewezen naar de rechtbank ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het voorgaande. Daarbij zij opgemerkt dat na terugwijzing alsnog zal moeten worden onderzocht of de psychiater en betrokkene in staat zijn geweest op zodanige wijze met elkaar te communiceren dat de psychiater een goed beeld van betrokkene kon krijgen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 7 mei 2025, zoals hersteld bij beschikking van 8 juli 2025;
- wijst de zaak terug naar deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
28 november 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel 7 mei 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5322.
2.Zie HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, rov. 3.3 en 3.4.
3.Zie HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546, rov. 3.1.2.
4.Vgl. HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165, rov. 3.4.3.
5.Vgl. HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165, rov. 3.4.4.