ECLI:NL:HR:2025:1742

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
23/04925
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 november 2023, met nummer 22/3928 AKW. Deze uitspraak was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 21/4133) die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door K. Mohasselzadeh, heeft de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van het Hof te herzien. De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/04925
Datum21 november 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 november 2023, nr. 22/3928 AKW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 21/4133) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door K. Mohasselzadeh, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2025.