ECLI:NL:HR:2025:166

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
24/00115
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over uitlevering aan de Verenigde Staten en recht op kosteloze tolkenbijstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een kort geding tegen de uitlevering van [eiser] aan de Verenigde Staten. [eiser], een Oekraïense nationaliteit, was door de VS aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten en de Nederlandse autoriteiten hadden een uitleveringsverzoek ontvangen. De rechtbank Amsterdam had eerder de uitlevering toelaatbaar geoordeeld, en de Hoge Raad had dit oordeel in een eerdere uitspraak bevestigd. In het kort geding vorderde [eiser] dat de Staat zou worden veroordeeld om de uitlevering te weigeren, maar de voorzieningenrechter wees deze vordering af.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bleek dat [eiser] de bijstand van een tolk nodig had, maar dat er problemen waren met de beschikbaarheid van een tolk. Het hof constateerde dat de kosten van de tolk voor rekening van [eiser] zouden komen, wat leidde tot klachten van [eiser] over de gebrekkige tolkenbijstand. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende had vastgesteld dat [eiser] de bijstand van een tolk nodig had en dat de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling niet tot cassatie kon leiden.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en legt de kosten van het geding in cassatie op aan [eiser]. Dit arrest benadrukt het belang van adequate tolkenbijstand in juridische procedures, vooral in het kader van uitleveringszaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00115
Datum31 januari 2025
ARREST
In de zaak van
[eiser],
verblijvende te [verblijfplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: D. Rijpma,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaten: G.C. Nieuwland en G.J. Harryvan.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/646755 / KG ZA 23-345 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 13 juni 2023;
b. het arrest in de zaak 200.328.509/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 november 2023.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiser] heeft de Oekraïense nationaliteit.
(ii) In april 2022 hebben de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) aan de Staat de uitlevering van [eiser] verzocht om hem in de VS te kunnen vervolgen voor een aantal strafbare feiten.
(iii) Bij uitspraak van 14 september 2022 heeft de rechtbank Amsterdam (rechtshulpkamer) de uitlevering toelaatbaar geoordeeld. Het tegen die uitspraak gerichte cassatieberoep heeft de Hoge Raad (strafkamer) bij arrest van 10 januari 2023 verworpen. [1]
(iv) De minister van Justitie en Veiligheid heeft bij beschikking van 20 april 2023 de uitlevering van [eiser] toegestaan.
2.2
[eiser] vordert in dit kort geding dat de Staat wordt veroordeeld om uitlevering van [eiser] aan de VS te weigeren. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen. [2]
2.3
In hoger beroep heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het proces-verbaal daarvan vermeldt onder meer:
“Het hof constateert dat [eiser] de bijstand van een tolk nodig heeft, maar dat hij geen tolk mee heeft genomen. De voorzitter wijst erop dat het inschakelen van een tolk in een civielrechtelijke procedure, zoals hier aan de orde, de verantwoordelijkheid is van de (advocaat van de) partij die de tolk nodig heeft. Niettemin zal het hof nagaan of via de tolkentelefoon een tolk kan worden geregeld. De kosten van de tolk zullen voor rekening van [eiser] komen.
De griffier belt hierna met de tolkentelefoon om te informeren of een tolk beschikbaar is. Vervolgens wordt via de mobiele telefoon van mr. Moszkowicz contact gelegd met een tolk Russisch. De telefoon staat op de speakerstand. Tijdens het pleidooi van de Staat gaat [eiser] met de telefoon dichter bij mr. Perenboom zitten, zodat de tolk het pleidooi beter kan verstaan.
(…)
De voorzitter schorst de zitting voor beraad. Op aangeven van de tolk drukt mr. Moszkowicz de pauzeknop in zodat na hervatting de telefonische verbinding weer opengezet kan worden en de tolk verder kan vertalen. Na hervatting van de zitting pakt mr. Moszkowicz zijn telefoon weer op en merkt hij op dat de verbinding is verbroken. Mr. Moszkowicz belt hetzelfde tolkenbureau maar wordt doorverwezen. Uiteindelijk komt er een verbinding tot stand met een andere tolk. Halverwege het antwoord van mr Perenboom op de vraag van het hof (…) merkt [eiser] op dat de verbinding weer is verbroken. Mr. Moszkowicz geeft aan – na overleg met zijn cliënt – dat hij het vervolg van de zitting verkort in het Engels zal vertalen voor zijn cliënt.
(…)
[eiser] verklaart:
- Ik wil graag dat in het proces-verbaal wordt genoteerd dat er vandaag een groot probleem was met de bijstand door een tolk. Ik heb slechts 10% van wat tijdens deze zitting is gezegd kunnen verstaan. (…).”
2.4
Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. [3]

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof niet, althans niet kenbaar, heeft onderzocht of [eiser] de Nederlandse taal verstond en sprak, en of aan hem de kosteloze bijstand van een tolk zou moeten worden verstrekt. Daarmee heeft het hof miskend dat in een procedure als de onderhavige, waarin de burgerlijke rechter over de toelaatbaarheid van een uitlevering beslist, [eiser] als opgeëiste persoon recht heeft op kosteloze tolkenbijstand, aldus het onderdeel.
3.2
Deze klacht kan niet tot cassatie leiden. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt dat het hof heeft vastgesteld dat [eiser] de bijstand van een tolk Russisch nodig had, waarna contact is gelegd met achtereenvolgens twee tolken, die [eiser] bijstand hebben verleend. Ook blijkt uit het proces-verbaal dat het hof heeft meegedeeld dat de kosten van de tolk voor rekening van [eiser] zouden komen. Voor zover de klacht uitgaat van een andere gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling mist zij feitelijke grondslag. Verder voert de klacht niet aan dat het hof ambtshalve was gehouden te voorzien in kosteloze tolkenbijstand hoewel noch [eiser] noch zijn advocaat bezwaar maakte tegen de mededeling van het hof dat de kosten van de tolk voor rekening van [eiser] zouden komen.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
31 januari 2025.

Voetnoten

1.HR 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:14.
2.Rechtbank Den Haag 13 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12039.
3.Gerechtshof Den Haag 14 november 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2325.