ECLI:NL:RBDHA:2023:12039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/646755 / KG ZA 23-345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan Verenigde Staten; vordering tot verbod uitlevering afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], een Oekraïense nationaliteit hebbende man, de Staat der Nederlanden heeft aangeklaagd. [eiser] vorderde dat zijn uitlevering aan de Verenigde Staten zou worden geweigerd op grond van de artikelen 2, 3 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De achtergrond van de zaak betreft een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten in verband met strafvervolging voor onder andere deelname aan een criminele organisatie en computervredebreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Justitie en Veiligheid de uitlevering op 20 april 2023 heeft toegestaan, na het verkrijgen van garanties van de Amerikaanse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de toegang tot medische zorg voor [eiser]. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op een met artikel 3 EVRM strijdige behandeling na uitlevering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de garanties van de Amerikaanse autoriteiten voldoende zijn en dat er geen concrete feiten zijn gepresenteerd die wijzen op een schending van zijn rechten. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel – voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/646755 / KG ZA 23-345
Vonnis in kort geding van 13 juni 2023
in de zaak van
[eiser]te [plaats] (P.I.),
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E.G.S. Roethof te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. A.Th. ten Broeke te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 mei 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de pleitnota van de zijde van [eiser] ;
- de pleitnota van de zijde van de Staat.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 mei 2023. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft de Oekraïense nationaliteit.
2.2.
Bij diplomatieke nota van 26 april 2022 hebben de Verenigde Staten van Amerika de uitlevering van [eiser] verzocht in verband met strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals omschreven in de punten 7 tot en met 11,17 en 21 van het
Affidavit in support of request for extraditionvan de United States district court Western district of Texas Austin division van 21 maart 2022, dat is gevoegd bij het uitleveringsverzoek. De verdenkingen tegen [eiser] hebben kort gezegd betrekking op onder meer deelname aan een criminele organisatie, (grootschalige) computervredebreuk en witwassen.
2.3.
Bij uitspraak van 14 september 2022 heeft de rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam (IRK) de uitlevering toelaatbaar geacht. Tegen deze uitspraak heeft [eiser] cassatie ingesteld. Bij arrest van 10 januari 2023 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, zodat de uitspraak van de IRK onherroepelijk is geworden.
2.4.
In haar advies bij de uitspraak van 14 september 2022 heeft de IRK de minister geadviseerd de uitlevering toelaatbaar te verklaren. Hierbij heeft de IRK opgemerkt dat de door [eiser] gemelde gezondheidsproblematiek (bestaande uit hoofdtrauma) een punt van aandacht kan vormen in de communicatie naar de Verenigde Staten.
2.5.
In een verslag van 29 en 30 november 2022 heeft de psycholoog van de penitentiaire inrichting [naam P.I.] het volgende genoteerd:

RvC/ op verzoek van de medische dienst/ PMO betr. had aangegeven agressie te voelen en zich veel te krabben. Even later terwijl ik in het personeelsvertrek zit en het gesprek nabespreek met de PJW komt een andere collega trillend binnenrennen met de mededeling dat betr. zojuist heeft geprobeerd van de reling van de afdeling te springen en kon hij net door de collega daarvan worden weerhouden. Na het incident hebben we met betr. gesproken en hij ontkent suïcidaal te zijn, hij had bedacht dat hij dan zijn benen zou breken en dan in het ziekenhuis zou komen en eindelijk rust zou hebben.
OP/ [leeftijd] jarige man met een kinderlijk overkomen, hij is dwingend in het contact, betr. ervaart zichtbaar veel stress, maar zijn manier van praten en het krabben komen ook theatraal over. Zeker op het moment dat hij te horen krijgt dat hij van het AH naar de ISO moet is hij in eens heel zakelijk en ontkent hij dat hij wilde springen. Dit komt instrumenteel over. Oriëntatie in trias is ongestoord. Er zijn geen aanwijzingen voor psychotische fenomenen
C+B/ Betr. ervaart zichtbaar veel stress, desalniettemin is er geen sprake van suïcidaliteit. Betr. probeert zijn zin te krijgen en is bereid daar heel ver voor te gaan. Ook lijkt hij de consequenties van zijn gedrag niet helemaal te overzien. Het lijkt hier in eerste instantie te gaan om gedragsproblemen en niet zo zeer om psychiatrie in engere zin. Desalniettemin zal ik betr. morgen nog een keer op zoeken om te kijken of we betrouwbare afspraken kunnen maken en een plan te maken hoe verder met deze man.
(... ) We treffen betr, aan met een ontzettend blauw rechter oog. Hij heeft zichzelf gisteren met een speelkaart beschadigd ( ... ) Ook wil hij graag psychologische gesprekken om zijn emotie beter te leren reguleren.
Conclusie en advies:
Betreft een [leeftijd] jarige [nationaliteit] jongen, met een kinderlijk overkomen en gebrekkige coping strategie. Bij oplopende stress neigt hij tot impulsief handelen en overziet hij de consequenties niet helemaal.
2.6.
In een verslag van 7 december 2022 heeft de psycholoog het volgende genoteerd: “
Betr houdt zich sinds vorige week rustig, maar ligt nu veel op bed onder zijn deken. meningen zijn verdeel[d], enerzijds is betr. erg dwingend en manipulatief in zijn gedrag (wil perse enkel, gaat daar heel ver voor, maar wil dan weer niet worden overgeplaatst naar een EPC inrichting ivm telefoon op cel) aan de andere kant lijdt hij ook zichtbaar en is zijn coping op z’n zachts gezegd gebrekkig.
2.7.
Op 13 december 2022 is [eiser] binnen de PI overgeplaatst naar een zogenoemde luwte-afdeling.
2.8.
Bij brief van 8 februari 2023 heeft de toenmalig advocaat van [eiser] , met daarbij een bijlage van [eiser] zelf, zijn zienswijze kenbaar gemaakt op de mogelijke uitlevering aan de Verenigde Staten en verzocht om de uitlevering niet toe te staan. Hierbij heeft [eiser] onder meer gesteld dat de detentieomstandigheden in
county jailsTexas en zijn (kwetsbare) fysieke en mentale gezondheidssituatie maken dat uitlevering een dreigende schending van artikel 3 EVRM oplevert. Hierbij heeft [eiser] verwezen naar zijn medische voorgeschiedenis en naar verslagen van de gevangenispsycholoog. Daarnaast heeft [eiser] aandacht gevraagd voor een dreigende (flagrante) schending van zijn recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, omdat een Amerikaanse aanklager zich onvoldoende terughoudend zou hebben uitgelaten over zijn vermeende schuld.
2.9.
Mede naar aanleiding van de zienswijze van [eiser] heeft de minister bij brief van 27 februari 2023 de Amerikaanse autoriteiten om nadere informatie verzocht over onder meer de detentieomstandigheden en de toegang tot medische zorg.
2.10.
Bij brief van 21 maart 2023 hebben de Amerikaanse autoriteiten op het informatieverzoek gereageerd. In deze reactie schrijven de Amerikaanse autoriteiten onder meer dat [eiser] tijdens zijn voorarrest niet zal worden geplaatst in een gewone Texaanse gevangenis maar in een inrichting die voldoet aan de federale standaarden (
Bastrop County Jailin Bastrop of
Jack Harwell Detention Centerin Waco) en dat hij na een eventuele veroordeling wordt geplaatst in een federale gevangenis onder het gezag van de Federal Bureau of Prisons (BOP), dan wel een inrichting die voldoet aan de federale standaarden. Verder bevat de brief garanties met betrekking tot het celoppervlak, het plaatsingsproces, waarbij rekening gehouden wordt met de persoonlijke omstandigheden van [eiser] , en zijn toegang tot gezondheidszorg. Met betrekking tot de toegang tot de gezondheidszorg vermeldt de brief het volgende:

Further, the provisions that are in place for Mr. [eiser] for medical (both physical and mental) healthcare guarantee that:
He will receive mental health care if he requires this; and
He will receive medical care and regular check-ups (if considered necessary by a treating doctor) for the shrapnel fracture of the facial skull for which he has received metal osteosynthesis surgery in the past.
2.11.
Bij beschikking van 20 april 2023 heeft de minister de uitlevering van [eiser] toegestaan. In deze beschikking heeft de minister overwogen dat – mede gelet op het vertrouwensbeginsel en de verkregen garanties – niet kan worden aangenomen dat [eiser] na uitlevering een risico loopt van een met artikel 3 EVRM strijdige behandeling. Daarnaast heeft de minister overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] na uitlevering zal worden blootgesteld aan een dreigende en/of flagrante schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – de Staat te veroordelen zijn uitlevering aan de Verenigde Staten op grond van de artikelen 2, 3 en 6 EVRM te weigeren, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
De detentieomstandigheden in de Verenigde Staten zijn ook in de federale gevangenissen zeer zorgwekkend, zo blijkt uit meerdere bronnen. De garanties van de Amerikaanse autoriteiten zijn te algemeen en bieden geen enkele waarborg aan [eiser] , die door zijn fysieke en mentale gesteldheid extra kwetsbaar is voor bijvoorbeeld geweld door medegevangenen. De garanties zijn onvoldoende specifiek, [eiser] heeft geen rechtsmiddel om deze af te dwingen en de Staat monitort niet of de garanties worden nagekomen. Uitlevering is daarom in strijd met artikel 3 EVRM.
De Amerikaanse vervolgingsautoriteiten hebben onder meer op YouTube uitlatingen gedaan over [eiser] die evident in strijd zijn met de onschuldspresumptie. In verband met juryrechtspraak in de Verenigde Staten bestaat een grote kans op beïnvloeding van de rechtsprekende leken, waardoor uitlevering ook in strijd is met artikel 6 EVRM.
Gelet op een en ander is de uitlevering van [eiser] in strijd met de artikelen 3, 6 en 2 EVRM en moet deze daarom worden geweigerd.
Subsidiair geldt dat voorafgaand aan de uitlevering alsnog onderzoek gedaan moet worden naar de psychische gesteldheid van [eiser] .
3.3.
De Staat voert verweer. De Staat concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de beslissing van de minister om de uitlevering van [eiser] aan de Verenigde Staten toelaatbaar te verklaren onrechtmatig is en of deze uitlevering alsnog moet worden geweigerd, dan wel eerst een nader medisch onderzoek moet worden verricht.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat dreigende schendingen van de artikelen 2, 3 en 6 EVRM aan zijn uitlevering in de weg staan. [eiser] heeft evenwel niet onderbouwd waarom artikel 2 EVRM (recht op leven) een zelfstandige grond oplevert op grond waarvan uitlevering zou moeten worden geweigerd, zodat deze bepaling geen verdere bespreking behoeft.
Artikel 3 EVRM
4.3.
De Verenigde Staten (als verzoekende staat) zijn partij bij het IVBPR en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, zodat Nederland (als aangezochte staat) er in beginsel op moet vertrouwen dat de verzoekende staat de rechten van [eiser] (de opgeëiste persoon) zal eerbiedigen.
Artikel 3 EVRM staat aan uitlevering in de weg indien er gegronde redenen (“
substantial grounds”) zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon in geval van uitlevering een reëel risico (“
a real risk”) loopt te worden onderworpen aan foltering of aan een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Voor strijd met artikel 3 EVRM moet sprake zijn van leed dat ‘
a minimum level of severity’ heeft; daarbij neemt het EHRM in aanmerking dat een gevangenisstraf een zekere mate van leedtoevoeging impliceert. Het is aan de opgeëiste persoon (hier dus [eiser] ) om aannemelijk te maken dat er sprake is van gegronde redenen die maken dat er sprake is van een reëel risico.
4.4.
[eiser] heeft in algemene zin gewezen op de detentieomstandigheden in federale gevangenissen die al dan niet in combinatie met zijn gezondheid en/of persoonlijke omstandigheden zouden maken dat sprake is van een dreigende schending van artikel 3 EVRM. Hij heeft daartoe, overigens zonder veel toelichting, gewezen op berichten over misstanden in federale gevangenissen, waaronder het
Jack Harwell Detention Centerin Waco, en de verklaring van een Amerikaanse advocaat van 30 januari 2023.
4.5.
De door [eiser] aangehaalde (veelal oudere) berichten en de verklaring van zijn Amerikaanse advocaat zijn onvoldoende om aan te nemen dat hij in die gevangenissen een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling. Hiertoe is van belang dat de Staat met verwijzing naar de door de Amerikaanse autoriteiten afgegeven garanties onweersproken heeft gesteld dat door de
United States Marshals Serviceaan de inrichtingen waarin [eiser] tijdens zijn voorarrest zal worden geplaatst in september 2022 geen tekortkomingen zijn geconstateerd. Hoewel dat wel op zijn weg lag, heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt waarom uit de oudere berichten, waaronder over een inmiddels gesloten instelling, en de advocaatverklaring toch zou kunnen worden afgeleid dat deze instellingen toch niet aan de regels (zullen) voldoen, en/of waarom juist [eiser] zou moeten vrezen voor een met artikel 3 EVRM strijdige behandeling. Zijn persoonlijke omstandigheden en zijn gezondheidstoestand, waarover hierna meer, zijn daarvoor onvoldoende. Daar komt bij dat de Amerikaanse autoriteiten op [eiser] gerichte garanties hebben afgegeven, onder meer voor wat betreft het vloeroppervlak in de cel, de selectie van eventuele celgenoten en de toegang tot medische zorg. [eiser] heeft geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat hij toch een reëel risico loopt dat hij te maken krijgt met bijvoorbeeld overbevolking, geweld van medegevangenen en/of onvoldoende toegang tot medische zorg.
4.6.
Met betrekking tot de vraag of de fysieke en mentale gezondheid en overige persoonlijke omstandigheden van [eiser] een beroep op artikel 3 EVRM rechtvaardigen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Op grond van vaste jurisprudentie van het EHRM ligt het op de weg van [eiser] om aan te tonen dat hij ernstig ziek is en dat uitlevering tot gevolg zal hebben dat hij een snelle en onomkeerbare teruggang in zijn gezondheid zal ondervinden die intens lijden of een significante reductie in zijn levensverwachting tot gevolg zal hebben. [1]
4.7.
Met betrekking tot het hoofdtrauma van [eiser] geldt, dat de minister bij de Amerikaanse autoriteiten aandacht heeft gevraagd voor de volgens [eiser] benodigde geregelde medische controles en dat de Amerikaanse autoriteiten deze zorg zonder voorbehoud hebben toegezegd. Daarmee rechtvaardigt dit hoofdtrauma geen beroep op artikel 3 EVRM.
4.8.
Met betrekking tot zijn mentale gezondheid heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij lijdt aan een ernstige psychische stoornis waarvoor hij een behandeling moet ondergaan die hij niet tijdens zijn detentie in de Verenigde Staten zal kunnen krijgen. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat uit de verslagen van de gevangenispsycholoog niet is gebleken dat [eiser] lijdt aan een psychische stoornis, dat [eiser] zelf steeds heeft verklaard dat hij niet suïcidaal is en dat zich na december 2022 geen incidenten meer hebben voorgedaan. Hiermee is de mentale gezondheid van [eiser] niet te vergelijken met de door hem uit (buitenlandse) jurisprudentie aangehaalde gevallen, waarbij het ging om personen met een eerder gediagnosticeerde ernstige psychische stoornis. Mede gelet op de door de Amerikaanse autoriteiten gedane toezegging dat [eiser] de benodigde medische zorg zal krijgen, staat de mentale gezondheid van [eiser] niet aan uitlevering in de weg. De Staat mag op deze toezegging vertrouwen. Anders dan [eiser] ter zitting heeft betoogd, is niet vereist dat de Amerikaanse autoriteiten toezeggen dat hij ten allen tijde binnen een dag contact kan hebben met een psycholoog van de medische dienst. De door de Staat gevraagde garantie ziet op geestelijke gezondheidszorg ‘indien [eiser] die behoeft’ en die garantie is ook verstrekt.
4.9.
[eiser] heeft voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn persoonlijke omstandigheden, al dan niet in combinatie met zijn gezondheid en/of de detentieomstandigheden in de Verenigde Staten een beroep op artikel 3 EVRM rechtvaardigen. Het enkele feit dat uitlevering met zich brengt dat familiebezoek minder frequent zal zijn door de afstand is daartoe volstrekt onvoldoende. Dat is immers inherent aan een uitlevering. Daarbij komt dat niet aannemelijk is gemaakt dat feitelijke ondersteuning door en/of geregeld contact met zijn familie middels brief- en/of telefoon na zijn uitlevering niet mogelijk zal zijn.
4.10.
De voorzieningenrechter verwerpt ook het betoog van [eiser] dat de door de Amerikaanse autoriteiten gegeven garanties niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Daargelaten dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitlevering een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM, geven de strikt genomen niet noodzakelijke garanties [eiser] wel meer zekerheid over (onder meer) de detentieomstandigheden en de toegang tot medische zorg. Zo nodig kan [eiser] met consulaire bijstand – ook wanneer dat bijstand van [land] betreft – nakoming van deze garanties bevorderen. Weliswaar heeft [eiser] zich terecht op het standpunt gesteld dat de Staat nakoming van dergelijke garanties niet zelf monitort, maar daar staat tegenover dat er geen gevallen bekend zijn waarin de Verenigde Staten gegeven garanties niet zijn nagekomen.
Artikel 6 EVRM
4.11.
Een beroep op artikel 6 EVRM kan alleen aan uitlevering in de weg staan indien sprake is van een blootstelling aan het risico van een flagrante inbreuk op het recht op een eerlijk proces en wanneer aannemelijk is dat aan de opgeëiste persoon na zijn uitlevering niet een rechtsmiddel ten dienste staat ter zake van die inbreuk. Ook voor deze weigeringsgrond gelden dus strenge eisen.
4.12.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de openbare uitlatingen van de Amerikaanse vervolgingsautoriteiten over hem te beschouwen zijn als een flagrante schending van artikel 6 EVRM en dat hem daartegen geen rechtsmiddel ten dienste zou staan. Indien al wordt aangenomen dat de uitlatingen een flagrante inbreuk van de onschuldspresumptie opleveren, dan geldt dat deze inbreuk kan worden weggenomen doordat de behandelend rechter de jury de instructie kan geven om zich louter te baseren op het aan haar gepresenteerde bewijs. Bovendien is er in de Verenigde Staten de mogelijkheid van hoger beroep tegen een onwelgevallig vonnis. Voor zover [eiser] meent dat uitlevering moet worden geweigerd omdat het voor hem (in verband met sancties) onmogelijk is om geld over te boeken naar de Verenigde Staten om zijn advocaat te betalen, wordt daaraan voorbij gegaan. Daargelaten dat die stelling niet is onderbouwd, valt niet uit te sluiten dat betaling via een omweg wel mogelijk is. Overigens is het een feit van algemene bekendheid dat er ook in de Verenigde Staten mogelijkheden zijn voor rechtshulp voor minvermogenden, zodat rechtshulp is geborgd. Artikel 6 staat daarmee niet aan uitlevering aan de weg.
Subsidiaire vordering
4.13.
Mede gelet op hetgeen is overwogen met betrekking tot de mentale gezondheid van [eiser] , ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de Staat te gelasten om voorafgaand aan de uitlevering nader onderzoek te doen naar de psychische gesteldheid van [eiser] . Het rapport van de behandelaar binnen de PI geeft voldoende duidelijkheid over zijn psychische status, hetgeen in combinatie met de gegeven garanties op het punt van medisch-psychische zorg volstaat.
Slotsom en proceskosten
4.14.
De vordering van [eiser] wordt afgewezen. [eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, zoals door de Staat gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de Staat als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mw. mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.
WJ

Voetnoten

1.Vgl. EHRM 13 december 2016, Paposhvili t. België, nr. 41738/10 en EHRM 7 december 2021, Savran t. Denemarken, nr. 57467/15.