ECLI:NL:HR:2025:1513

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
23/04783
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over mensenhandel en vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft mensenhandel, gepleegd door de verdachte in de periode van 1 februari 2010 tot en met 1 september 2013. De verdachte is veroordeeld tot een vrijheidsbeperkende maatregel van drie jaren, waarbij hij geen contact mag opnemen met slachtoffer 1. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek met betrekking tot de duur van de gijzeling die is verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Echter, ambtshalve heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en zelf de duur van de gijzeling verminderd, zodat deze voldoet aan het wettelijk maximum van één jaar. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel voor slachtoffer 1 vernietigd moet worden, omdat het bewezenverklaarde feit mede vóór de inwerkingtreding van de relevante wetgeving is gepleegd. De Hoge Raad heeft de zaak in dit opzicht zelf afgedaan en de vrijheidsbeperkende maatregel vernietigd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04783
Datum14 oktober 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 november 2023, nummer 23-001737-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat C.F. Korvinus bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot: vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gijzeling die is verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en wat betreft de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor zover deze inhoudt dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboortedatum: [geboortedatum] 1990; tot bepaling dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het [slachtoffer 1] gijzeling van 248 dagen kan worden toegepast en ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het [slachtoffer 2] gijzeling van 112 dagen kan worden toegepast; tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

3.1.1 Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 251 en 114 dagen gijzeling.
3.1.2 Op grond van artikel 36f lid 5 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt de rechter bij de oplegging van de maatregel de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gijzeling kan worden toegepast. De duur van de gijzeling beloopt – ook in gevallen van samenloop als bedoeld in artikel 57 en 58 Sr (vgl. artikel 60a Sr) – ten hoogste één jaar, waarbij in deze zaak geldt dat onder één jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:714).
3.1.3 De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen en zelf de duur van de gijzeling verminderen in die zin dat is voldaan aan het wettelijk bepaalde maximum van één jaar.
3.2.1 Verder heeft het hof de verdachte voor de ten aanzien van [slachtoffer 1] in de periode van 1 februari 2010 tot en met 1 september 2013 gepleegde mensenhandel (feit 1) onder meer veroordeeld tot een vrijheidsbeperkende maatregel van drie jaren die inhoudt dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] .
3.2.2 Artikel 38v Sr voorziet in de mogelijkheid een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Deze bepaling is ingevoerd bij de Wet van 17 november 2011, Stb. 2011, 546 (Wet rechterlijk gebieds- of contactverbod), die op 1 april 2012 in werking is getreden. De invoering van deze bepaling houdt, in het licht van artikel 1 lid 1 Sr, een wijziging in van de toepasselijke regels van sanctierecht. In aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde feit 1, dat door het hof als één misdrijf is gekwalificeerd, mede vóór 1 april 2012 is begaan heeft het hof miskend dat genoemde bepaling buiten toepassing moet blijven (vgl. HR 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:79 en ECLI:NL:HR:2018:80). De Hoge Raad zal de zaak in dit opzicht zelf afdoen en de vrijheidsbeperkende maatregel voor zover deze ziet op het [slachtoffer 1] vernietigen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gijzeling die is verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en wat betreft de oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor zover deze inhoudt dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboortedatum: [geboortedatum] 1990;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het [slachtoffer 1] gijzeling van 248 dagen kan worden toegepast en ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het [slachtoffer 2] gijzeling van 112 dagen kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 oktober 2025.