Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2.Beoordeling van de middelen
De Inspecteur heeft aan belanghebbende bij het vaststellen van elke naheffingsaanslag op grond van artikel 67c AWR een boete opgelegd. Een boete als in deze bepaling voorzien, kan worden opgelegd op grond van de enkele constatering dat de belasting niet, onvolledig of te laat is betaald en daarom zonder onderzoek naar de mate waarin de belasting- of inhoudingsplichtige daarvan een verwijt kan worden gemaakt.
In paragraaf 4 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst is echter bepaald, voor zover hier van belang, dat een pleitbaar standpunt ook het opleggen van een verzuimboete (zoals die van artikel 67c AWR) uitsluit. [2]
3.Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure
Omdat de boetebeschikkingen worden vernietigd, kan compensatie voor de schending van artikel 6 EVRM wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting niet worden verleend door vermindering van de boeten. Aangezien elke boete minder dan € 1.000 bedraagt, wordt volstaan met de constatering dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden. Daarmee is de verdragsschending voldoende gecompenseerd. [3]