ECLI:NL:HR:2025:109
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en voorkoming dubbele belasting in het kader van een dienstbetrekking met Saoedi-Arabië
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2018, waarbij de vraag centraal staat hoe het reguliere loon van belanghebbende, die als Goalkeeper Coach werkzaam was bij [A], moet worden toegerekend aan werkzaamheden in Saoedi-Arabië. Belanghebbende heeft in 2018 in totaal 158 dagen gewerkt, waarvan hij op drie reisdagen naar Irak en Jordanië is geweest met het nationale voetbalelftal van Saoedi-Arabië. De Inspecteur heeft bij de berekening van de aanslag een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toegepast, maar heeft de reisdagen voor de helft meegeteld als dagen waarop belanghebbende in Saoedi-Arabië heeft gewerkt. Het Hof oordeelde dat alleen de dagen waarop daadwerkelijk in Saoedi-Arabië is gewerkt, in aanmerking moeten worden genomen voor de aftrek. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de reistijd moet worden aangemerkt als tijd besteed aan de uitoefening van de dienstbetrekking, en dat de reisdagen voor de helft moeten worden toegerekend aan het land van vertrek en het land van aankomst. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.