Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
3.Beslissing
17 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeit uit een eerdere beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De vrouw, verzocht om cassatie tegen de beschikking van het hof, terwijl de man incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. Beide partijen hebben geconcludeerd tot verwerping van elkaars beroep. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van beide beroepen geadviseerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw over de beschikking van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad zowel het principale als het incidentele beroep verworpen. Deze beslissing is genomen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, samen met de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, G.C. Makkink en K. Teuben, en is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.