ECLI:NL:HR:2024:679
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 februari 2022, betreffende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en boetebeschikkingen over de jaren 2014 tot en met 2017. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarin een nieuwe klacht werd geuit die buiten de termijn voor cassatie valt. De Hoge Raad heeft deze klacht niet in behandeling genomen.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien de klachten niet relevant zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals vereist onder artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast is er in deze zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure van maximaal zes maanden. Echter, de Hoge Raad heeft geen vergoeding voor immateriële schade toegekend, omdat belanghebbende hier niet om had verzocht. Wat betreft de boetebeschikkingen heeft de Hoge Raad geen gevolgen verbonden aan de overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de boetes onder de € 1.000 blijven. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep in cassatie ongegrond verklaard, zonder veroordeling in de proceskosten.