ECLI:NL:HR:2024:629
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onzakelijke lening en winstbelasting in Aruba
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [X] N.V. en de Minister van Financiën van Aruba. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de winstbelasting voor het jaar 2012, die aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende, een naamloze vennootschap opgericht naar het recht van Aruba, had in 2006 een lening van Afl. 925.335 ontvangen van een in Zwitserland gevestigde vennootschap, de Holding. Deze lening werd in de daaropvolgende jaren als schuld op de balans van belanghebbende opgenomen. In 2011 staakte belanghebbende haar activiteiten en trad in liquidatie, die in 2016 werd voltooid. Voor het jaar 2012 had belanghebbende geen aangifte gedaan, maar in 2017 alsnog een aangiftebiljet ingediend met een verlies van Afl. 1.000. De Inspecteur legde een navorderingsaanslag op, waarbij hij een bedrag van Afl. 750.100 als winst aanmerkte, wat leidde tot het geschil in cassatie.
Het Hof had geoordeeld dat de bedragen die de Holding aan belanghebbende had verstrekt, in civielrechtelijke zin als een lening moesten worden aangemerkt. Belanghebbende stelde echter dat deze geldverstrekking als een onzakelijke lening moest worden gekwalificeerd, wat zou betekenen dat de vrijval van de schuld niet tot winst zou leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof deze essentiële stelling van belanghebbende niet onbehandeld had mogen laten, maar dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, zonder veroordeling in proceskosten.