Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, wonende in Brazilië, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest was eerder gewezen op 31 januari 2023 en betrof een geschil dat voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 17 juli 2020. De eiser heeft zijn zaak laten toelichten door zijn advocaat, J. de Jong van Lier, terwijl de verweerder niet is verschenen. De Advocaat-Generaal T. Hartlief heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock.