ECLI:NL:HR:2024:570

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
23/02857
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van hoger beroep bij indiening per Veilig Mailen en de gevolgen van een beschadigd bestand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de man, verzoeker tot cassatie, in hoger beroep ging tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De man had eerder verzoeken ingediend tot herstel van de omgang met zijn kinderen, maar deze waren door de rechtbank afgewezen. Op 17 oktober 2022, vlak voor het verstrijken van de termijn voor hoger beroep, heeft de advocaat van de man een beroepschrift per Veilig Mailen naar het hof gestuurd. Echter, het bijgevoegde bestand kon door het hof niet worden geopend, wat leidde tot de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Het hof verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat het niet kon vaststellen dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de man niet kon aantonen dat er sprake was van een niet-toerekenbare verstoring van de toegang tot Veilig Mailen. De Hoge Raad oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het indienen van een correct en toegankelijk beroepschrift bij de indiener ligt. De conclusie was dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, en het beroep werd verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02857
Datum12 april 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: R.K. van der Brugge,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/15/326350 / FA RK 22-1316 van de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2022;
b. de beschikking in de zaak 200.318.228/01 van het gerechtshof Amsterdam van 25 april 2023.
De man heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 25 april 2023 en tot verwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
De man en de vrouw hebben tot november 2013 een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit twee kinderen zijn geboren. In deze procedure heeft de man verzoeken ingediend strekkend tot herstel van de omgang met de kinderen en handhaving van de contact- en informatieregeling betreffende de kinderen. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen.
2.2
Op 17 oktober 2022, de dag voor het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep, heeft de advocaat van de man (hierna: de advocaat) via Veilig mailen (Zivver) een e-mail aan het hof gezonden, waarin staat:
“Hierbij ontvangt u het beroepschrift tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam dd. 18 juli 2022 namens [de man].
Een fysieke document komen alle partijen per post toe. Uw hof zal het beroepschrift inclusief producties in vijfvoud ontvangen. Ik verzoek u dit beroepschrift alvast te registreren.”
De e-mail bevat twee bijlagen in de vorm van een pdf-bestand. Een bijlage is aangeduid als “V1_17-10-2022 pdf (66,7 KB)” (hierna: V1-formulier) en de andere als “Hoger beroep [de man] 17102022 pdf (85,1 KB)” (hierna: bestand).
2.3
Eveneens op 17 oktober 2022 heeft de advocaat aan de advocaat van de vrouw een e-mail gestuurd met als bijlage een pdf-bestand, waarbij de advocaat te kennen gaf dat het een beroepschrift betrof. Op 18 oktober 2022 heeft de advocaat van de vrouw aan de advocaat bericht dat het bestand niet kon worden geopend.
2.4
Van de hiervoor in 2.2 genoemde pdf-bestanden kon het V1-formulier door het hof worden geopend; het als beroepschrift aangeduide bestand niet. Bij het openen van het bestand kreeg het hof als foutmelding:
“Er is een fout opgetreden tijdens het openen van dit document. Het bestand is beschadigd en kan niet worden gerepareerd.”
2.5
Op 1 november 2022 is per post bij het hof een beroepschrift van de man tegen de beschikking van de rechtbank ingekomen.
2.6
Het hof heeft een mondelinge behandeling gelast over de ontvankelijkheid van het beroep. De advocaat heeft bij die gelegenheid aangevoerd dat het beroepschrift tijdig via Veilig Mailen is ingediend.
2.7
Na de mondelinge behandeling heeft het hof nader onderzoek gedaan en zijn vaststellingen en bevindingen vastgelegd in een brief van 20 januari 2023 van de griffier van het hof aan de advocaat. Daarop heeft de advocaat en vervolgens de advocaat van de vrouw gereageerd.
2.8
Het hof [1] heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Het heeft daartoe overwogen:
“5.12. (…) Processtukken – waaronder het beroepsschrift – kunnen (ook) per e-mail, via Veilig mailen (Zivver) worden ingediend, mits het processtuk of het bericht, met eventuele bijlage(n), direct per post aan de griffie van het hof wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de Centrale Balie van het hof, onder de uitdrukkelijke vermelding dat het reeds eerder via Veilig Mailen ingediende stukken betreft (art. 1.1.5 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven).
5.13
Het hof begrijpt het standpunt van de man aldus dat [de advocaat] op 17 oktober 2022 een beroepschrift zonder bijlagen heeft gemaild aan het hof.
(…) Zoals op de zitting in hoger beroep is meegedeeld en ook in de brief van 20 januari 2023 is herhaald kan het hof de betreffende bijlage niet openen. Bij het aanklikken ervan verschijnt de melding als hiervoor onder 5.4 [zie hiervoor in 2.4, HR] weergegeven. Ook de op 17 oktober 2022 aan [de advocaat van de vrouw] verzonden bijlage leed kennelijk aan hetzelfde gebrek.
Uit de omstandigheid dat het door [de advocaat] overgelegde screenshot ‘Indiening beroepschrift [de man/de vrouw]’ van haar zivver account een icoontje van een geopende enveloppe toont, kan niet worden afgeleid dat de betreffende bijlage door het hof is geopend: het icoontje verschijnt immers reeds bij opening van de andere bijlage (het V-formulier) of (afhankelijk van de instellingen) reeds bij opening van de mail zelf.
Het hof kan dus niet vaststellen dat de man op 17 oktober 2022 een beroepschrift als bedoeld in artikel 359 Rv heeft ingediend.
Hetgeen de man overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een andere conclusie.
5.14
Resteert de vraag of de hiervoor onder 5.1 tot en met 5.4 geschetste gang van zaken het hof aanleiding had moeten geven tot het bieden van een herstelmogelijkheid, al dan niet met het geven van een (extra) termijn. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Het mailen – één dag voor het verstrijken van de beroepstermijn – van een beschadigd, niet te openen, bestand dient voor risico te blijven van appellant. Daarbij komt dat de advocaat van de man op 18 oktober 2022 ’s ochtends door de wederpartij erop is geattendeerd dat de desbetreffende bijlage niet kon worden geopend.
Van een zogenoemde apparaatsfout is onvoldoende gebleken. Consultatie door het hof van IVO (de ICT dienst van de rechtspraak) wijst uit dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het ICT systeem van de rechtspraak een bij verzending nog deugdelijk te openen bestand bij ontvangst zodanig beschadigt dat het niet (meer) te openen is.
Hetgeen [de advocaat] heeft aangevoerd met betrekking tot de bestandsgrootte rechtvaardigt niet de conclusie dat de man erop mocht vertrouwen dat het hof binnen de beroepstermijn over een te openen exemplaar van het beroepschrift beschikte. De door [de advocaat] overgelegde screenshot toont immers een gezamenlijke bestandsgrootte van 155,5 Kb (hoger beroepschrift en V-formulier). De daaruit voortvloeiende omvang van het hoger beroepschrift valt niet te rijmen met de vaststelling van het hof dat bij scannen door het hof het ‘kale’ beroepschrift – dus zonder de bijlagen – een bestandsgrootte van 336 Kb heeft, en evenmin met een bestandsgrootte van 142 Kb zoals die blijkt uit de door [de advocaat] overgelegde screenshot van de Adobe Acrobat bestanden op haar computer.
Dat [de advocaat] geen melding heeft ontvangen van zivver dat de desbetreffende bijlage beschadigd was, leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat de vrouw gemotiveerd heeft betwist dat zivver dergelijke controles uitvoert en of dergelijke meldingen verstuurt, dient ook een dergelijke omstandigheid voor risico van de verzender te blijven.
5.15
Op 1 november 2022 is per post bij het hof ingekomen een beroepschrift van de man tegen genoemde beschikking van 18 juli 2022. Dat is buiten de beroepstermijn van drie maanden van artikel 806, eerste lid sub a Rv, die eindigde op het einde van 18 oktober 2022.
5.16
De conclusie is dat niet kan worden vastgesteld dat de man tijdig een beroepschrift als bedoeld in art. 359 Rv heeft ingediend. De man zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel betoogt dat het hof ten onrechte heeft beslist dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het voert daartoe onder meer aan (i) dat het hof het bepaalde in art. 4.3.8 van het toepasselijke Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (hierna: Procesreglement) [2] en in art. 8 Besluit elektronisch procederen [3] (hierna: Bep) niet, dan wel onjuist, heeft toegepast, althans niet, onvoldoende of onbegrijpelijk heeft gemotiveerd waarom geen sprake was van een niet-toerekenbare verstoring van de toegang tot Veilig Mailen, en (ii) dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is geweest van een apparaatsfout doordat het hof de advocaat niet erop heeft geattendeerd dat het bestand niet kon worden geopend.
3.2
Een beroepschrift kan worden ingediend per post, door afgifte aan de Centrale Balie van het hof en door toezending via Veilig Mailen. In het geval van toezending via Veilig Mailen moet het beroepschrift met eventuele bijlage(n) direct per post aan de griffie van het hof worden nagezonden of worden afgegeven aan de Centrale Balie, onder de uitdrukkelijke vermelding dat het reeds eerder via Veilig Mailen ingediende stukken betreft (art. 1.1.5 Procesreglement) [4] .
3.3
Art. 8 Bep luidt:
“Als op de laatste dag van een voor de indiener geldende termijn voor indiening van een bericht een niet aan hem toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot het aangewezen digitale systeem voor gegevensverwerking, is een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar als het bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen.”
Art. 4.3.8 (Bijlage III) Procesreglement luidde [5] :
“Als op de laatste dag van een geldende termijn voor indiening van een processtuk of bericht een niet aan de indiener toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot Veilig Mailen, is een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar als het processtuk of bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen.”
Een beroep op deze (inhoudelijk overeenstemmende) bepalingen kan ook worden gedaan indien de gestelde verstoring zich niet bij de ontvanger (het hof) voordeed, maar aan de zijde van de verzender. [6]
3.4
Dat zich op de laatste dag van de beroepstermijn een verstoring van de toegang tot Veilig Mailen heeft voorgedaan, is gesteld noch gebleken. Het hof heeft immers vastgesteld dat de e-mail van de advocaat van 17 oktober 2022, met bijlagen, op die datum bij het hof is binnengekomen. Het beroep op de hiervoor in 3.3 genoemde bepalingen stuit daarop af.
3.5
Ook het beroep op een apparaatsfout gaat niet op. Van een in de rechtspraak aanvaarde apparaatsfout is geen sprake indien de medewerkers van de griffie van een gerecht de advocaat die ervoor kiest een processtuk in te dienen via Veilig Mailen, niet erop attenderen dat een bestand niet te openen is. [7]
3.6
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
12 april 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 25 april 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:938.
2.Versie geldend tot 1 januari 2024.
3.Besluit van 15 oktober 2020, Stb. 2020, 410.
4.Met ingang van 1 januari 2024 art. 1.1.4.
5.Met ingang van 1 januari 2024 art. 4.4.8 (bijlage IV).
6.Zie ten aanzien van art. 8 Bep: HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:776, rov. 3.1.3-3.1.4.
7.Vgl. HR 30 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:997, rov. 3.4.