ECLI:NL:GHAMS:2023:938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
200.318.228/01 en 200.312.721/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig indienen beroepschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot twee zaken, genummerd 200.318.228/01 en 200.312.721/01. De man, verzoeker in hoger beroep, is niet-ontvankelijk verklaard omdat niet kon worden vastgesteld dat hij tijdig een beroepschrift had ingediend, zoals vereist door artikel 359 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het beroepschrift, dat via Zivver was verzonden, bleek beschadigd en niet te openen door het hof. De man had op 17 oktober 2022 een beroepschrift ingediend, maar de bijlage kon niet worden geopend, wat leidde tot de conclusie dat het hof niet kon vaststellen dat het beroepschrift correct was ingediend. De advocaat van de man had op 18 oktober 2022 melding gekregen van de wederpartij dat het bestand niet geopend kon worden, maar het hof oordeelde dat de risico's van het verzenden van een beschadigd bestand voor rekening van de appellant kwamen. Het hof heeft ook overwogen dat er geen sprake was van een apparaatsfout en dat de man niet mocht vertrouwen op een tijdige ontvangst van een te openen versie van het beroepschrift. De vrouw, die verweerster in hoger beroep was, had verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren, wat het hof heeft toegewezen. In de tweede zaak, die betrekking had op een verzoek tot voorlopige voorziening, werd het verzoek van de man afgewezen omdat het belang bij het hoger beroep was komen te vervallen na de eindbeschikking in de hoofdzaak. De proceskosten werden toegewezen aan de vrouw, die de man in de kosten van het hoger beroep heeft veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.318.228/01 en 200.312.721/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/326350 / FA RK 22-1316 en C/15/326348 / FA RK 22-1315
Beschikking van de meervoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak met zaaknummer 200.318.228/01 van
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Flipse te Utrecht,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.R. Gorseling te Lent,
en in de zaak met zaaknummer 200.312.721/01 van
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Flipse te Utrecht,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.R. Gorseling te Lent.
Als belanghebbenden zijn in beide zaken door het hof aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ),
verder gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Als informant is door het hof aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers Noord-Holland, gevestigd te [plaats] (hierna: de GI).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank Noord-Holland), van 18 juli 2022 (hoofdzaak) en 25 april 2022 (beslissing op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van art. 223 Rv), uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In de hoofdzaak (zaaknummer 200.318.228/01)
2.1
De man is op 17 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 18 juli 2022.
2.2
De vrouw heeft op 22 december 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
.
In het hoger beroep tegen de beschikking voorlopige voorziening (art. 223 Rv; zaaknummer 200.312.721/01)
2.3
De man is op 15 juni 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 25 april 2022.
2.4
De vrouw heeft op 26 juli 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.5
De man heeft op 29 september 2022 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep imngediend.
2.6
.Op 12 januari 2023 heeft in beide zaken gelijktijdig de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij uitsluitend de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde was. Verschenen zijn:
- de advocaat van de man;
- de advocaat van de vrouw
.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de man en vrouw zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2009 te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2011 te [plaats C] .
De vrouw oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
Bij beschikking van 25 november 2015 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank Midden-Nederland), zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van 4 oktober 2022 van de rechtbank Noord-Holland verlengd tot 4 oktober 2023.
3.3
Bij beschikking van 27 september 2018 van de rechtbank Noord-Holland is een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg, welke uithuisplaatsing voor [minderjarige 2] is geëindigd op 24 oktober 2022 en voor [minderjarige 1] is verlengd, thans tot 4 oktober 2023. Aan deze beschikking is niet volledig uitvoering gegeven. Wegens overbelasting van de (toenmalige) pleegouders eind januari 2022 is [minderjarige 2] tussentijds weer bij de vrouw gaan wonen en is [minderjarige 1] na verblijf bij zijn oma in augustus 2022 in een project-pleeggezin geplaatst.
3.4
Bij beschikking van 21 december 2017 van de rechtbank Midden-Nederland is het verzoek van de man om een informatieregeling afgewezen bij gebrek aan belang, omdat is gebleken dat de vrouw de man via Save op de hoogte houdt van de belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de kinderen.
3.5
Bij beschikking van 21 oktober 2020 van de rechtbank Noord-Holland is ten aanzien van een door de vader verzochte informatieregeling bepaald dat de moeder de regeling uit het verleden waarbij zij de vader informeert over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen zal hervatten, zodra zij feitelijk in staat is dit te doen, met behulp van een tussenpersoon- of organisatie. Daarnaast het verzoek van de man ten aanzien van het recht op informatie en consultatie te herstellen, afgewezen.
3.6
Bij beschikking van 9 november 2021 van dit hof is de in 3.5 bedoelde beschikking vernietigd voor zover het de informatie- en consultatieregeling betreft, en is bepaald dat de moeder via haar advocaat eenmaal per kwartaal de vader via zijn advocaat in een emailbericht algemene informatie met betrekking tot de kinderen verstrekt, zoals informatie over schoolkeuze en schoolresultaten alsmede een overzicht van medische behandelingen en therapieën, vergezeld van een recente foto van de kinderen.
3.7
Bij brief van 19 oktober 2021 heeft de Gecertificeerde Instelling (hierna: de GI) de vader ten aanzien van zijn omgang met [minderjarige 1] – voor zover relevant – het volgende bericht:
“ …
Sinds november 2020 probeert DJGB de omgang tussen u en uw zoon [minderjarige 1] in gang te zetten. Als eerste begonnen we met begeleide gesprekken via Teams.
Na de evaluatie van de Teams gesprekken zijn wij overgestapt naar fysiek begeleide bezoeken van een half uurtje om de 5 a 6 weken..
In overleg met mijn gedragsdeskundige en betrokken hulpverleners zijn wij tot de conclusie gekomen dat op dit moment omgang met u voor [minderjarige 1] te belastend is.
U …beschikt over onvoldoende opvoedvaardigheden om contact te hebben op een manier die voor [minderjarige 1] prettig is.
Daarnaast creëert u extra onveiligheid door in het bijzijn van [minderjarige 1] uit te vallen naar de begeleiders van ZIJN.
De begeleider van ZIJN zal … samen met u bekijken wat voor mogelijkheden er voor u zijn om middels het volgen van cursussen en trainingen tot meer opvoedvaardigheden te komen, in de hoop dat de omgang op termijn mogelijk weer kan opstarten.
3.8
Tussen de vader en [minderjarige 2] vindt sinds geruime tijd geen contact plaats.

4.De omvang van het geschil

In de hoofdzaak
4.1
Bij de bestreden beschikking van 18 juli 2022 is, voor zover thans van belang, het verzoek van de man een (begeleide) omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen, afgewezen. Tevens is het verzoek van de man om de vrouw te bevelen zich aan de informatieregeling te houden en zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat de vrouw in gebreke is, afgewezen. Daarbij is de man veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van de vrouw, deze kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre) en opnieuw rechtdoende, herstel van de omgang tussen de man en de kinderen en daarbij de voorwaarden voor deze omgang uiteen te zetten. Daarnaast verzoekt de man de vrouw een dwangsom op te leggen ten aanzien van de contact- en informatieregeling. Tevens verzoekt de man restitutie van de betaalde proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.3
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel zijn verzoeken af te wijzen.
4.4
In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw het hof te bepalen dat de man wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep en de procedure in eerste aanleg. Tevens verzoek de vrouw de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In het hoger beroep tegen de beschikking voorlopige voorziening (art. 223 Rv)
4.5
Bij de bestreden beschikking van 25 april 2022 is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen. De man verzocht per direct een (begeleide) omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen. Tevens heeft de man verzocht een onderzoek door de raad op te starten.
4.6
De man verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking en op nieuw rechtdoende, een (begeleide) omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te leggen. Daarbij verzoekt de man – naar het hof begrijpt – de raad een onderzoek te gelasten teneinde de oorzaak te bepalen van de trauma’s die de kinderen hebben en vast te stellen wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de medische behandelingen van de kinderen.
4.7
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel zijn verzoeken af te wijzen.
In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw het hof te bepalen dat de man wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep en de procedure in eerste aanleg. Tevens verzoekt de vrouw de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De ontvankelijkheid in de zaak met zaaknummer 200.318.228/01

In principaal hoger beroep
5.1
Op 17 oktober 2022 is via Veilig mailen (Zivver) op het e-mailadres van het hof (
team.administratie.familie.hof.amsterdam@rechtspraak.nl) binnengekomen een e-mail van mr. Flipse met de volgende inhoud:
‘Hierbij ontvangt u het beroepschrift tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam dd. 18 juli 2022 namens de [de man] .
Een fysieke document komen alle partijen per post toe. Uw hof zal het beroepschrift inclusief producties in vijfvoud ontvangen. Ik verzoek u dit beroepschrift alvast te registreren.’
5.2
De e-mail van mr. Flipse bevat twee bijlagen in de vorm van een pdf-bestand. Eén bijlage is aangeduid als ‘V1_17-10-2022 pdf (66,7 KB)’ en de andere als ‘Hoger beroep [de man] 17102022 pdf (85,1 KB)’.
5.3
Eveneens op 17 oktober 2022 heeft mr. Flipse aan de advocaat van de vrouw een e-mail gestuurd met als bijlage een pdf-bestand, waarbij mr. Flipse te kennen gaf dat het een beroepschrift betrof. Op 18 oktober 2022 heeft mr. Gorseling aan mr. Flipse bericht dat het pdf-bestand niet kon worden geopend.
5.4
De bijlage V1_17-10-2022 pdf (66,7 KB) kan door het hof geopend worden en bevat het zogenoemde V1 formulier Nieuw verzoekschrift.
De bijlage ‘Hoger beroep [de man] 17102022 pdf (85,1 KB)’ kan niet worden geopend. Na het aanklikken van het bestand verschijnt de volgende melding:
‘Er is een fout opgetreden tijdens het openen van dit document. Het bestand is beschadigd en kan niet worden gerepareerd.’
5.5
Op 1 november 2022 is per post bij het hof ingekomen een beroepschrift van de man tegen genoemde beschikking van 18 juni 2022.
5.6
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij vermoedt dat het beroepsschrift op 17 oktober 2022 (nog) niet gereed was en dat de man bewust een beschadigd document heeft gestuurd om zo de beroepstermijn te verlengen.
Op 17 oktober 2022 is dus eigenlijk alleen maar een V-formulier, zonder een beroepschrift, ingediend bij het hof, en dat volstaat niet. Pas op 9 november 2022 heeft de vrouw het beroepschrift ontvangen, en ook het door het hof per post ontvangen beroepsschrift is ver buiten de beroepstermijn, en dus te laat, ingediend, aldus de vrouw.
5.7
Ter zitting heeft mr. Flipse – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. Het beroepsschrift is op tijd ingediend. Van het hof heeft zij nooit vernomen dat de desbetreffende bijlage niet te openen was. Als het hof haar dat had bericht, had zij meteen actie kunnen ondernemen. Het klopt dat haar kantoor op 18 oktober 2022 een bericht heeft ontvangen van de wederpartij dat het bestand niet kon worden geopend. Zij heeft geen idee hoe het komt dat de bijlage door het hof en de wederpartij niet kon worden geopend. Misschien was het bestand te groot, of is er overigens iets mis gegaan toen een stagiaire van kantoor het bestand voorbereidde om het als bijlage bij de te verzenden e-mail te voegen.
Zij heeft, op enig moment voor de zitting, haar eigen uitbox ‘verzonden mail’ nog gecheckt en daar bleek het betreffende bestand gewoon te openen.
5.8
Na de zitting heeft het hof aan mr Flipse een brief – gedateerd 20 januari 2023 – gezonden met de volgende inhoud:
Over de procedure in hoger beroep met zaaknummers 200.318.228/01 en 200.312.721/01 deel ik u
Het volgende mee.
Op 12 januari 2023 heeft de mondelinge behandeling ten aanzien van de door het hof opgeworpen
ontvankelijkheidsvraag plaatsgevonden. In vervolg hierop heeft het hof nog het volgende vastgesteld.
Artikel 4.3.6 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven luidt als
volgt:
‘Maximumomvang via Veilig Mailen te verzenden bijlagen
Een bijlage bij een mailbericht heeft een maximumomvang van 25 MB.
Als een bijlage groter is dan 25 MB, wordt deze per post aan de griffie van het hof verzonden of wordt
deze afgegeven aan de Centrale Balie van het hof.’
Op de website van de Rechtspraak is bij veelgestelde vragen over Veilig Mailen het volgende vermeld:

Hoe groot mag een bijlage zijn die ik via Veilig Mailen verstuur?
U kunt bijlagen versturen tot maximaal 25 MB. Dit maximum maakt een goede verwerking van
Bijlagen mogelijk. Wilt u een grotere bijlage versturen, knip deze dan op in meerdere bijlagen. Neem in de naam van de bijlagen op dat meerdere delen bij elkaar horen. Bijvoorbeeld: deel 1
van 3. deel 2 van 3 en deel 3 van 3.’
Gelet op het door u op 1 november 2022 overgelegde schriftelijke exemplaar moet een pdf bestand van het hoger beroepschrift met bijlagen een omvang van (bij benadering) 32 Mb hebben gehad,
waarschijnlijk zelfs meer. Wanneer een pdf-bestand met een dergelijke omvang als bijlage bij uw
e-mailbericht van 17 oktober 2022 was gevoegd, zou na verzending de volgende melding zijn gevolgd:
‘Uw bericht kan niet worden bezorgd bij de volgende geadresseerden of groepen:
[ ]
Er is een probleem opgetreden bij het afleveren van het bericht naar dit-mailadres. Verzend het bericht
opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op met de e-mailbeheerder.
De volgende Organisatie heeft uw bericht geweigerd: [ ]‘
(of:’Message size exceeds fixed maximum message size’)
Verzending naar het e-mailadres van het hof zou dan niet mogelijk zijn geweest; bij het hof komt de
e-mail niet binnen, noch enige andere melding.
Het niet te openen pdf-bestand bij uw mailbericht van 17 oktober 2022 vermeldt een bestandsgrootte van 91 Kb. Die omvang correspondeert normaal gesproken met grofweg 5 pagina’s geschreven tekst
(A-4).
Bij pogingen het pdf-bestand te openen volgt een Adobe Acrobat —melding:
‘Er is een fout opgetreden tijdens het openen van dit document. Het bestand is beschadigd en kan niet worden gerepareerd.’
Dit duidt op een bestand dat (reeds) bij aanhechting beschadigd was, dan wel bij verzending beschadigd is geraakt.
Overigens blijkt bij scannen door het hof het ‘kale’ beroepschrift —dus zonder de bij lagen —
een bestandsgrootte van 336 Kb te hebben.
Het bovenstaande is (goeddeels) niet op de zitting besproken. Het hof stelt u dan ook in de gelegenheid op deze bevindingen schriftelijk te reageren. Het hof ontvangt uw reactie graag uiterlijk 27januari 2023.
Mr. Gorseling heeft daarna nog tot uiterlijk 3 februari 2023 de mogelijkheid daarop te reageren.
Een kopie van deze brief stuur ik aan mr. Gorseling.
5.9
Bij e-mailbericht van 27 januari 2023, met bijlagen, heeft mr. Flipse als volgt gereageerd:
‘Ik heb het volgende uitgezocht met betrekking tot het beschadigde document. Het beroepschrift heb ik 17 oktober opgesteld en ook dezelfde dag, in de avond verstuurd. Ik stuur u een screenshot van mijn computer, via verkenner met de laatst gewijzigde versie. U ziet dat het document van 17 oktober is, dat ik het document kan openen en dat er een tweede scherm opent waarin de datum van 17 oktober terugkomt. Dit komt overeen met de datum van verzending.
Ik heb een screenshot gemaakt van mijn zivver account, waarin u kunt zien dat ik het 17 oktober heb verstuurd, dat ik geen melding heb gekregen dat het beschadigd zou zijn. In de voorwaarden van zivver staat dat indien een bestand beschadigd is, dit wordt tegengehouden en dat ik daar een melding van zou krijgen. Dit heb ik niet gehad.
U kunt zien dat er onderaan een envelopje is, hierin kan ik zien dat de mail is geopend en gelezen door het hof. Ik heb geen melding gehad dat het document niet geopend kon worden, wel dat het is verstuurd en dat de ontvanger dit heeft ontvangen en geopend.
Ik kan zien dat het gaat om een beroepschrift zonder bijlage, dit is te zien doordat het oorspronkelijke document voor verzending, zie screenshot een 5 pagina is met een grote van 144 kb. Het beroepschrift is per zivver dus zonder bijlage gestuurd. Ik heb de bijlage later gestuurd. Ik heb tijdens de zitting gedacht dat het bestand misschien te groot was, maar dat is niet het geval. Het bestand betrof alleen het beroepschrift, zonder bijlage. Ik heb dan ook geen melding gekregen dat het bestand te groot zou zijn.
Ik wacht op een antwoord van zivver, dit heb ik nog niet. In ieder geval heb ik het gestuurd op 17 oktober, en nooit een melding gehad via zivver of via het hof dat mijn document niet beschadigd was. Ik ben er vanuit gegaan dat het document is ontvangen, zoals ik heb gezien in zivver door middel van het icoontje, het envelopje links onder.
Ik zal nog proberen om het filmpje te sturen dat ik het wel kan openen, en ik wacht nog op het bericht van zivver. Dit zal ik zo snel mogelijk na sturen.’
5.1
Eveneens op 27 januari 2023 heeft mr. Flipse nog een tweede e-mailbericht, met bijlagen, aan het hof gezonden. Die luidt als volgt:
‘Ik heb nogmaals geprobeerd te openen vanuit mijn computer, dit lukt mij gewoon. Ik stuur foto’s dat ik het wel kan openen. Wellicht is er iets mis gegaan door zivver ?’
5.11
Bij e-mailbericht van 2 februari 2023 heeft mr. Gorseling gereageerd. Op zijn reactie zal, voor zover nodig, in het navolgende worden ingegaan.
5.12.
Het hof overweegt als volgt. Artikel 359 Rv bepaalt dat het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een beroepschrift ter griffie van het gerechtshof. Het beroepschrift dient te voldoen aan de eisen als vermeld in dat artikel, in samenhang met die van artikel 278, eerste lid Rv.
Processtukken – waaronder het beroepsschrift – kunnen (ook) per e-mail, via Veilig mailen (Zivver) worden ingediend, mits het processtuk of het bericht, met eventuele bijlage(n),
direct per post aan de griffie van het hof wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de Centrale
Balie van het hof, onder de uitdrukkelijke vermelding dat het reeds eerder via Veilig Mailen
ingediende stukken betreft (art. 1.1.5 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven).
5.13
Het hof begrijpt het standpunt van de man aldus dat mr. Flipse op 17 oktober 2022 een beroepschrift zonder bijlagen heeft gemaild aan het hof.
Anders dan de man lijkt te betogen kan er niet van worden uitgegaan dat het hof de betreffende bijlage heeft geopend. Zoals op de zitting in hoger beroep is meegedeeld en ook in de brief van 20 januari 2023 is herhaald kan het hof de betreffende bijlage niet openen. Bij het aanklikken ervan verschijnt de melding als hiervoor onder 5.4 weergegeven. Ook de op 17 oktober 2022 aan mr. Gorseling verzonden bijlage leed kennelijk aan hetzelfde gebrek.
Uit de omstandigheid dat het door mr. Flipse overgelegde screenshot ‘Indiening beroepschrift [de man] / [de vrouw] ’ van haar zivver account een icoontje van een geopende enveloppe toont, kan niet worden afgeleid dat de betreffende bijlage door het hof is geopend: het icoontje verschijnt immers reeds bij opening van de andere bijlage (het V-formulier) of (afhankelijk van de instellingen) reeds bij opening van de mail zelf.
Het hof kan dus niet vaststellen dat de man op 17 oktober 2022 een beroepschrift als bedoeld in artikel 359 Rv heeft ingediend.
Hetgeen de man overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een andere conclusie.
5.14
Resteert de vraag of de hiervoor onder 5.1 tot en met 5.4 geschetste gang van zaken het hof aanleiding had moeten geven tot het bieden van een herstelmogelijkheid, al dan niet met het geven van een (extra) termijn. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Het mailen
– één dag voor het verstrijken van de beroepstermijn - van een beschadigd, niet te openen, bestand dient voor risico te blijven van appellant. Daarbij komt dat de advocaat van de man op 18 oktober 2022 ’s ochtends door de wederpartij erop is geattendeerd dat de desbetreffende bijlage niet kon worden geopend.
Van een zogenoemde apparaatsfout is onvoldoende gebleken. Consultatie door het hof van IVO (de ICT dienst van de rechtspraak) wijst uit dat het zeer onwaarschijnlijk iis dat het ICT systeem van de rechtspraak een bij verzending nog deugdelijk te openen bestand bij ontvangst zodanig beschadigt dat het niet (meer) te openen is.
Hetgeen mr. Flipse heeft aangevoerd met betrekking tot de bestandsgrootte rechtvaardigt niet de conclusie dat de man erop mocht vertrouwen dat het hof binnen de beroepstermijn over een te openen exemplaar van het beroepschrift beschikte. De door mr. Flipse overgelegde screenshot toont immers een gezamenljjke bestandsgrootte van 155,5 Kb (hoger beroepschrift en V-formulier). De daaruit voortvloeiende omvang van het hoger beroepschrift valt niet te rijmen met de vaststelling van het hof dat bij scannen door het hof het ‘kale’ beroepschrift —dus zonder de bijlagen — een bestandsgrootte van 336 Kb heeft, en evenmin met een bestandsgrootte van 142 Kb zoals die blijkt uit de door mr. Flipse overgelegde screenshot van de Adobe Acrobat bestanden op haar computer.
Dat mr. Flipse geen melding heeft ontvangen van zivver dat de desbetreffende bijlage beschadigd was, leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat de vrouw gemotiveerd heeft betwist dat zivver dergelijke controles uitvoert en of dergelijke meldingen verstuurt, dient ook een dergelijke omstandigheid voor risico van de verzender te blijven.
5.15
Op 1 november 2022 is per post bij het hof ingekomen een beroepschrift van de man tegen genoemde beschikking van 18 juli 2022. Dat is buiten de beroepstermijn van drie maanden van artikel 806, eerste lid sub a Rv, die eindigde op het einde van 18 oktober 2022.
5.16
De conclusie is dat niet kan worden vastgesteld dat de man tijdig een beroepschrift als bedoeld in art. 359 Rv heeft ingediend. De man zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
In incidenteel hoger beroep
5.17
Gevolg van dit alles is dat het hof ook aan het ingediende incidenteel hoger beroep niet toekomt, omdat dat moet delen in het lot van het te laat ingestelde principaal hoger beroep.
Proceskosten
5.18
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen in de kosten van het hoger beroep. De uitkomst van het principaal hoger beroep – als hiervoor onder 5.12 tot en met 5.16 vermeld – brengt naar het oordeel van het hof mee dat de man de proceskosten aan de zijde van de vrouw nodeloos heeft veroorzaakt. Het hof zal de man dan ook verwijzen in de kosten van het hoger beroep als na te melden.

6.De beoordeling in de zaak met zaaknummer 200.312.721/01.

In principaal hoger beroep
6.1
De rechtbank heeft op 25 april 2022 een beschikking gegeven naar aanleiding van het door de man gedane verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.(art. 223 Rv). Voor de inhoud verwijst het hof naar hetgeen daarover is vermeld onder 4.5. Daarna, op 18 juli 2022, heeft de rechtbank een eindbeschikking gegeven in de hoofdzaak als hiervoor onder 4.1 weergegeven.
6.2
Met het uitspreken door de rechtbank op 18 juli 2022 van de beslissing in de hoofdzaak is het belang van de man bij zijn hoger beroep tegen de provisionele beslissing van 25 april 2022 komen te vervallen. Het hof zal daarom het door de man in hoger beroep verzochte afwijzen (vgl. HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM 2337).
In incidenteel hoger beroep
6.3
De vrouw is opgekomen tegen de beslissing van de rechtbank dat elke partij de eigen kosten van de procedure moet dragen. Zij stelt zich op het standpunt dat de man de procedure nodeloos heeft opgestart. De man heeft zich verweerd tegen het standpunt van de vrouw.
6.4
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank de proceskosten terecht gecompenseerd. Het betreft een familierechtelijk geschil, en niet zonder meer kan worden gezegd dat de proceskosten nodeloos zijn veroorzaakt.
Proceskosten
6.5
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de kosten van het hoger beroep tussen partijen compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.318.228/01:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde incidenteel hoger beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep, tot heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 343,- aan griffierecht en € 2.366,- aan kosten advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met zaaknummer 200.312.721/01:
wijst af het door de man in hoger beroep verzochte;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
compenseert de kosten van het hoger beroep tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. A.V.T de Bie en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 25 april 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.