ECLI:NL:HR:2024:527
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijstelling van omzetbelasting voor hoger onderwijs voor ouderen en gewekt vertrouwen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen Stichting [X]. De zaak betreft de vrijstelling van omzetbelasting op basis van artikel 11, lid 1, letter p van de Wet op de omzetbelasting 1968, specifiek gericht op hoger onderwijs voor ouderen (HOVO). De Staatssecretaris had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juni 2022, waarin het hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld. De Rechtbank had in deze zaak het door belanghebbende op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak van 1 september 2016 tot en met 30 september 2016 beoordeeld.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel slaagde op de gronden die waren vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:383). Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling, waarbij het Hof moest beoordelen of de Inspecteur het gewekte vertrouwen bij belanghebbende over de toepassing van de vrijstelling rechtsgeldig had opgezegd. De Hoge Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zou moeten bepalen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moest worden toegekend.
Deze uitspraak benadrukt de belangrijke rol van gewekt vertrouwen in belastingzaken en de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van geschilpunten die door lagere rechters zijn onbehandeld gelaten.