ECLI:NL:HR:2024:437
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake onroerendezaakbelastingen 2020
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 maart 2023. De zaak betreft een geschil over een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020, opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Gerechtshof had eerder in hoger beroep de beslissing van de Rechtbank Oost-Brabant bevestigd, die de heffingsambtenaar in het gelijk had gesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij de middelen van belanghebbende zijn verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:290). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op onroerendezaakbelastingen en de waardering daarvan.