ECLI:NL:HR:2024:395
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de waarde van onroerende zaken en de verplichtingen van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, tegen het Dagelijks Bestuur van Cocensus. De zaak betreft een geschil over de vastgestelde waarde van een woning in de gemeente Dijk en Waard voor het jaar 2019, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 199.000. Belanghebbende stelde dat deze waarde te hoog was en dat de heffingsambtenaar niet aan zijn verplichtingen had voldaan door niet alle gevraagde gegevens te verstrekken in de bezwaarfase.
Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat de heffingsambtenaar met het verstrekken van het taxatieverslag aan zijn verplichtingen had voldaan. In cassatie heeft de Hoge Raad dit oordeel beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel, dat klaagde over het oordeel van het Hof, slaagde. De Hoge Raad verwees naar eerdere overwegingen in een arrest van 18 augustus 2023 en concludeerde dat de bestreden uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven, maar alleen met betrekking tot de beslissingen over de proceskosten en het griffierecht.
De Hoge Raad heeft het Dagelijks Bestuur van Cocensus veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van de gedingen voor het Hof en de Rechtbank. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van de griffierechten die hij heeft betaald voor de behandeling van de zaak in cassatie, het Hof en de Rechtbank. Dit arrest benadrukt de verplichtingen van de heffingsambtenaar onder de Wet waardering onroerende zaken en de noodzaak om transparant te zijn in de bezwaarfase.