ECLI:NL:HR:2024:393
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de waarde van onroerende zaken en de verplichtingen van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, tegen het Dagelijks Bestuur van Cocensus. De zaak betreft een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak in de gemeente Dijk en Waard voor het jaar 2019, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 324.000. Belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de heffingsambtenaar niet had voldaan aan zijn verplichtingen in de bezwaarfase, met name met betrekking tot het verstrekken van informatie die niet in het taxatieverslag was opgenomen.
Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen had voldaan door het taxatieverslag te verstrekken. In cassatie heeft de Hoge Raad het oordeel van het Hof gedeeltelijk verworpen, met name het oordeel dat de heffingsambtenaar met het toezenden van het taxatieverslag aan zijn verplichtingen op grond van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ had voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven, maar enkel voor zover het de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht betrof.
De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof toegewezen aan de heffingsambtenaar en het Dagelijks Bestuur van Cocensus, en heeft hen veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en de kosten van rechtsbijstand aan belanghebbende. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van de heffingsambtenaar in het kader van de Wet WOZ en de noodzaak om transparant te zijn in de informatievoorziening aan belanghebbenden.