Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Novartis A.G. en Mylan B.V. en Mylan Ireland Limited. Novartis, gevestigd in Bazel, Zwitserland, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Mylan c.s., gevestigd in Dublin, Ierland, hebben een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van Novartis over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor deze beslissing, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.
Het incidentele beroep van Mylan c.s. was ingesteld onder de voorwaarde dat ten minste een van de klachten van het principale beroep slaagt. Aangezien deze voorwaarde niet is vervuld, behoeft het incidentele beroep geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft Novartis in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van het cassatieberoep. Mylan c.s. hebben een kostenveroordeling gevorderd, waarbij zij hun kosten hebben begroot op € 45.790,50, waarvan 75% aan het principale beroep en 25% aan het voorwaardelijke incidentele beroep is toe te schrijven.
De Hoge Raad heeft de gevorderde kosten van Mylan c.s. als redelijk en evenredig beoordeeld en toegewezen, met inachtneming van de Indicatietarieven in octrooizaken. De proceskosten zijn vastgesteld op € 7.115,-- aan verschotten en € 34.342,86 voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.