Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Mylan B.V.,
Mylan Ireland Limited,
1.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 8 juli 2022 met producties, waarmee Novartis onder aanvoering van 23 grieven in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 22 maart 2022 en 21 juni 2022, hierna gezamenlijk aangeduid als het Vonnis;
- de memorie van antwoord van Mylan, met producties;
- de verdere producties die partijen ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd.
2.Feitelijke achtergrond
Phase II data for FTY720 shows sustained efficacy and good tolerability over 18 months in patients with relapsing multiple sclerosis (MS)”, van 6 april 2006 (hierna: press release of D10) tot de stand van de techniek. Daarin is – onder meer – opgenomen:
3.Procedure bij de rechtbank
4.Vorderingen in hoger beroep
5.Beoordeling in hoger beroep
Investigation of clinical benefit of a S1P receptor agonist, e.g. a compound of formula 1, e.g. Compound A. 20 patients with relapsing-remitting MS receive said compound at a daily dosage of 0.5, 1.25 or 2.5 mg p.o.” Resultaten van deze studie worden niet in de aanvrage vermeld.
zalopleveren bij de behandeling van RRMS. Dat klemt temeer omdat zij zich tegen de nieuwheidsaanval van Mylan, gebaseerd op de aankondiging in de press release (D10) van de fase III klinische studie waarin ook een dosering van 0,5 mg/d zal worden onderzocht, heeft verweerd met de stelling dat die aankondiging niet nieuwheidsschadelijk is, omdat daarin geen klinisch effect van de door conclusie 1 onder bescherming gestelde behandeling wordt geopenbaard (pleidooi EA d.d.14/3/21 par. 42):
Het feit dat naar een, nog uit te voeren, Fase III-studie waarin de dosering 0.5 mg voor het eerst zal worden onderzocht wordt gerefereerd is dus géén openbaarmaking van de klinische werkzaamheid van deze dosering.”
in geval van een conclusie zoals conclusie 1 van EP ‘894, [wordt] het bereiken van het technische effect slechts (…) geopenbaard wanneer de vakman daadwerkelijk “the achievement of a clinical benefit” wordt geleerd”), terwijl de profetische studie in paragraaf 33 van de aanvrage die is voorgesteld met als doel “
Investigationof clinical benefit”, volgens haar dat klinisch effect wél direct en ondubbelzinnig zou openbaren. Daarbij merkt het hof nog op dat door Novartis niet is aangevoerd dat het onderscheid daarin zou zijn gelegen dat de aankondiging van de fase III studie geen
nawerkbareopenbaarmaking zou zijn en enkel om die reden niet nieuwheidsschadelijk zou zijn.
ofmet de te onderzoeken behandeling klinisch voordeel optreedt. Daarmee wordt hem dus niet direct en ondubbelzinnig geleerd
dathet therapeutisch effect optreedt bij de behandeling van RRMS patiënten met 0,5 mg/d fingolimod.
Deze beslissing bevestigt juist dat conclusie 1 van EP894 niet voldoet aan art. 123(2).”). Novartis heeft dat vervolgens niet weersproken. De TKB overwoog in die zaak onder meer:
It has now been found that S1P receptor modulators have an inhibitory effect on neo-angiogenesis associated with demyelinating diseases, e.g. MS”, par. 28: “
Accordingly, the S1P receptor modulators, e.g. a compound of formulae I to IXb as defined hereinabove, may be useful in the treatment of one or more of Relapsing-remitting (RR-MS), (…)en par. 30: “
Utility of the S1 P receptor modulators (…) , in preventing or treating neo-angiogenesis associated with a demyelinating disease as hereinabove specified, may be demonstrated in animal test methods as well as in clinic, for example in accordance with the methods hereinafter described.”
.In die passages wordt de groep van verbindingen waartoe fingolimod behoort genoemd als
mogelijknuttig voor de behandeling van RRMS, wat
kanworden aangetoond in diermodellen en klinische studies. Bovendien bevatten deze passages geen informatie over specifieke doseringen. Dát het klinisch voordeel zal opleveren bij de specifieke geclaimde dagelijkse dosis van 0,5 mg valt daaruit niet direct en ondubbelzinnig op te maken. De gemiddelde vakman zal immers begrijpen dat de klinisch studie beschreven in par. 33, zoals ook in par. 30 is vermeld, juist wordt voorgesteld om dat vast te stellen (vgl. par. 48 uit T2482/18).
Compound A significantly blocks disease-associated neo-angiogenesis when administered to the animals at a dose of from 0.1 to 20 mg/kg p.o. For example, Compound A, in the hydrochloride salt form, fully blocks disease-associated angiogenesis and completely inhibits the relapse phases when administered daily at a dose of 0.3 mg/kg p.o. The same effect is obtained when Compound A, in the hydrochloride salt form, is administered p.o. at 0.3 mg/kg every 2nd or 3rd day or once a week”. Novartis heeft niet gesteld dat dit een (impliciete) directe en ondubbelzinnige openbaarmaking is van klinisch voordeel dat optreedt bij de dagelijkse orale toediening van 0,5 mg fingolimod aan RRMS-patiënten.
(…) the requirements of Article 123(2) EPC differ from those of Article 83 EPC. Article 123(2) EPC aims more particularly to prevent inventors from obtaining protection for inventions they had not thought of at the date of filing, respectively not put into their application as filed. Article 83 EPC aims more particularly to prevent them from obtaining protection for “theoretical” inventions which could not be carried out at the date of filing.”
56. The criteria for the assessment of direct and unambiguous disclosure of a claimed therapeutic effect are independent of, for example, the presence of data or the assessment of plausibility of the claimed effect. Indeed, there could be direct and unambiguous disclosure of a therapeutic effect that is not plausible at all.
daadwerkelijkhet geval is hoeft niet te worden aangetoond of aannemelijk (plausibel) gemaakt te worden. Die beoordeling – of er voldoende bewijs is voor het gestelde klinisch voordeel bij de behandeling – vindt plaats in het kader van de vraag of er sprake is van nawerkbaarheid van de geclaimde uitvinding. Met andere woorden: in het kader van toegevoegde materie is het dus niet nodig dat het in een gewijzigde conclusie geclaimde therapeutisch effect nawerkbaar is geopenbaard.
57. (…) The appellants' further argument that the requirements of Article 123(2) EPC would be met since Example 1 renders the claimed therapeutic effect plausible, can thus not succeed for this reason alone.”
aannemelijkis (waarna dat met van na de aanvrage daterend bewijs nader mag worden onderbouwd). De gemiddelde vakman zal echter inzien dat de mogelijkheid bestaat dat de therapeutische werkzaamheid die hij op de prioriteitsdatum op grond van de plausibele openbaarmaking aannemelijk achtte, zich toch niet voordoet (en het octrooi niet nawerkbaar is). Plausibiliteit van een klinisch voordeel is daarom niet gelijk te stellen aan een ondubbelzinnige – al dan niet nawerkbare – openbaarmaking in de aanvrage dat het therapeutisch effect zich zal voordoen (vgl. par. 43-48 uit T2842/18).
ofde behandeling van RRMS met een orale dagelijkse dosis van 0,5 mg fingolimod klinisch voordeel oplevert. Ook als de paragrafen 31 en 32 van de aanvrage
aannemelijkmaken dat dit het geval zal zijn, ontleent de gemiddelde vakman daaraan hooguit een bepaalde verwachting dat dit zo zal zijn. Hij zal echter onder ogen zien dat het ook mogelijk is dat uit de klinische studie zal blijken dat het klinische voordeel niet optreedt. Conclusie 1 leert de gemiddelde vakman meer, namelijk dat die behandeling therapeutisch voordeel
zalopleveren (vgl. par. 50/51 uit T2842/18). Het hof is daarom voorshands van oordeel dat sprake is van toegevoegde materie.