Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.J. van Slooten en J.M.R. Leegsma, heeft een verweerschrift ingediend.
2.Uitgangspunten in cassatie
Van die uitbreiding heeft de Commissie alleen rijwielen uitgezonderd (in de vorm van een vrijstelling) die door de in artikel 1, lid 1, van Verordening 501/2013 genoemde ondernemingen zijn geproduceerd.
De Inspecteur heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat belanghebbendeter zake van de invoer van de fietsen op grond van artikel 1, leden 1 en 3, van Verordening 501/2013 een antidumpingrecht van 48,5 procent is verschuldigd. De verschuldigde antidumpingrechten zijn van belanghebbende nagevorderd bij uitnodigingen tot betaling, gedagtekend 27 februari 2014 respectievelijk 29 april 2014 (hierna: de uitnodigingen tot betaling).
Na het wijzen van het arrest Maxcom heeft de Rechtbank bij uitspraak van 6 april 2018 [7] aan het Hof van Justitie de prejudiciële vraag gesteld of Verordening 501/2013 geldig is voor zover deze betrekking heeft op [A] en [B].
Met artikel 3 van Verordening 2019/1997 heeft de Commissie de nationale douaneautoriteiten gelast te wachten op de bekendmaking van de resultaten van het heropende onderzoek voordat zij een besluit nemen over verzoeken om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten waarop deze verordening betrekking heeft.
In artikel 1, lid 1, van Verordening 2020/1140 is bepaald dat het hiervoor bedoelde definitieve antidumpingrecht vanaf 6 juni 2013 wordt uitgebreid tot rijwielen, zonder motor, verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka. Op die uitbreiding van dit antidumpingrecht is geen uitzondering gemaakt voor [B] en [A].
In artikel 1, lid 2, van Verordening 2020/1140 is bepaald dat het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op ingevoerde producten verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, die overeenkomstig artikel 2 van Verordening 875/2012 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Basisverordening 1225/2009 zijn geregistreerd of die zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening 2019/1997, met uitzondering van de producten die door de in lid 1 vermelde ondernemingen zijn geproduceerd.
3.De oordelen van het Hof
4.Beoordeling van de middelen
Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 11 januari 2024, Eurobolt B.V. en anderen, C-517/22 P, ECLI:EU:C:2024:9 (hierna: het arrest Eurobolt), is buiten redelijke twijfel dat de Inspecteur in een geval als het onderhavige niet is gehouden om de op grond van Verordening 2020/1140 verschuldigde antidumpingrechten te heffen door het opnieuw boeken van de douaneschuld en aan belanghebbende doen uitreiken van een mededeling van verschuldigde antidumpingrechten. Het verstrijken van een verjaringstermijn voor het doen van een nieuwe mededeling kan dus niet aan de orde zijn. Anders dan in het verweerschrift in cassatie is aangevoerd, ziet zowel punt 84 van het arrest van het Hof van Justitie van 15 maart 2018, Deichmann SE, C-256/16, ECLI:EU:C:2018:187, als punt 84 van het arrest van het Hof van Justitie van 8 september 2022, Puma e.a., C-507/21 P, ECLI:EU:C:2022:649,op de situatie dat douaneschulden die op de datum waarop de nieuwe verordening van de Commissie in werking is getreden, nog niet of niet geheel waren geboekt en medegedeeld. De uitnodigingen tot betaling kunnen daarom niet op de hiervoor in 4.3.4 bedoelde gronden worden vernietigd.
Dat betoog berust op een onjuiste premisse, aangezien ervan moet worden uitgegaan dat op de datum van vaststelling van Verordening 2020/1140 geen beslissing van de Unierechter bestond waarbij is vastgesteld dat Verordening 501/2013 ten gronde ongeldig was. [11] Het Hof van Justitie heeft immers in het arrest Trace Sport de ongeldigheid van die uitvoeringsverordening vastgesteld op de enkele grond dat de Commissie de vaststelling van het bestaan van overladings-/ontwijkingspraktijken in Sri Lanka niet heeft kunnen afleiden uit het bestaan van veranderingen in het handelsverkeer en het gebrek aan medewerking van een aantal producenten-exporteurs. Daarmee heeft het Hof van Justitie niet uitgesloten dat de Commissie – daar waar dit onderzoek is tekortgeschoten – de aanvankelijk gehanteerde rechtsbasis door nader onderzoek kan herstellen.