Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
[e-mailadres kantoor].
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de waardering van onroerende zaken en de daarbij behorende aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van zijn woning op € 407.000 had vastgesteld. Het Hof 's-Hertogenbosch had eerder geoordeeld dat belanghebbende geen recht had op een proceskostenvergoeding, omdat hij niet had aangetoond dat hij de heffingsambtenaar tijdig om aanvullende informatie had verzocht, zoals de KOUDV- en liggingsfactoren van vergelijkbare objecten. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de omstandigheid dat de secundaire objectgegevens niet waren verstrekt, geen grond vormde voor een proceskostenvergoeding. De Hoge Raad oordeelde dat belanghebbende had kunnen en moeten reageren op de ontvangen informatie en dat de gemaakte werkafspraken tussen het kantoor van de gemachtigde en de heffingsambtenaar in dit geval relevant waren. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.