Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Hoofdverblijfplaats [de minderjarige]
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De vader, die samen met de moeder het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft verzocht om wijziging van de bestaande zorgregeling en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te laten vestigen. De rechtbank had het verzoek van de vader afgewezen, maar het gerechtshof Den Haag heeft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de zorgregeling vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, omdat hij van mening was dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de hoofdverblijfplaats van de minderjarige niet bij hem kon worden vastgesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hof heeft verzuimd te beslissen op het verzoek van de vader om de minderjarige in de basisregistratie personen (BRP) op zijn woonadres in te schrijven. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had onderbouwd waarom de afwijzing van dit verzoek niet begrijpelijk was, gezien de door het hof vastgestelde zorgregeling. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij beslissingen over de hoofdverblijfplaats van minderjarigen en de gevolgen daarvan voor de betrokken ouders en de minderjarige zelf.