ECLI:NL:GHDHA:2023:2778

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
200.331.289/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verzoeken inzake minderjarige in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De vader, verzoeker in het principale hoger beroep, en de moeder, verzoekster in het incidentele hoger beroep, zijn in een langdurige juridische strijd verwikkeld over de zorg en opvoeding van hun dochter. De vader heeft op 21 augustus 2023 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De moeder heeft op haar beurt op 31 oktober 2023 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld, met verzoeken om vervangende toestemming voor uitschrijving en inschrijving van [de minderjarige] op een middelbare school, alsook om toestemming voor psychologische hulpverlening.

Het hof heeft de feiten vastgesteld, waarbij het opmerkt dat partijen van 2010 tot 2013 met elkaar getrouwd zijn geweest en samen het gezag over [de minderjarige] uitoefenen. De huidige zorgregeling is door het hof als niet werkend beoordeeld, en het hof heeft besloten de zorgregeling te wijzigen. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft de moeder de gehele Kerstvakantie 2023-2024 bij de moeder laten verblijven en de verdeling van de zomervakantie vanaf 2025 vastgesteld. De verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor psychologische hulpverlening en het beheer van het paspoort zijn afgewezen. Het hof heeft de bijzondere curator ontslagen van haar taak en de proceskosten gecompenseerd. De beslissing is genomen met het oog op het belang van [de minderjarige] en de noodzaak om de voortdurende conflicten tussen de ouders te verminderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.331.289/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-8569
zaaknummer rechtbank : C/09/639794
beschikking van de meervoudige kamer van 20 december 2023
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in het principale hoger beroep,
verweerder in het incidentele hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.R. van Wieren te 's-Hertogenbosch
tegen
[de moeder]
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principale hoger beroep,
verzoekster in het incidentele hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te Den Haag.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[bijzonder curator] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige [de minderjarige] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2023 en 29 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (laatstgenoemde beschikking hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 21 augustus 2023 in hoger beroep van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 31 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft op 31 oktober 2023 tevens het aanvullend verslag van de bijzondere curator van diezelfde datum ontvangen.
2.4
De vader heeft op 6 november 2023 een verweerschrift ingediend op het incidenteel hoger beroep van de moeder.
2.5
Het hof heeft daarnaast van de vader de volgende stukken ontvangen:
  • een journaalbericht met bijlage van 25 september 2023, ingekomen op diezelfde datum;
  • een e-mailbericht met bijlage van 3 oktober 2023
  • een journaalbericht met bijlage van 9 oktober 2023, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht met bijlagen van 12 oktober 2023, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht met bijlagen van 3 november 2023, ingekomen op diezelfde datum;
2.6
Overeenkomstig het verzoek van de moeder van 2 november 2023, heeft het hof productie 12 bij het hoger beroep uit het dossier verwijderd.
2.7
De voorzitter heeft op maandag 6 november 2023, in het bijzijn van de bijzondere curator, met [de minderjarige] gesproken.
2.8
De mondelinge behandeling heeft op 8 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger raad] .
De advocaat van de moeder heeft op de zitting een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van dezelfde feiten als de rechtbank in de tussenbeschikking en de bestreden beschikking. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen waren met elkaar getrouwd van [datum] 2010 tot [datum] 2013 en zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] .
3.3
Partijen hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
3.4
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.5
[de minderjarige] heeft van 20 november 2013 tot 20 november 2014 onder toezicht gestaan.
3.6
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2017 is bepaald dat [de minderjarige] in de ene week van donderdagmiddag uit school tot maandagmorgen naar school en in de andere week van donderdagmiddag uit school tot zaterdagochtend 10.00 uur bij de vader zal zijn. Daarnaast is er een verdeling van de schoolvakanties vastgesteld.
3.7
Bij beschikking van dit hof van 28 maart 2018 is een gewijzigde zorgregeling vastgesteld.
3.8
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 22 april 2021 is bepaald dat de vader [de minderjarige] in het weekend waarbij [de minderjarige] op zaterdag terug gaat naar de moeder, naar hockey brengt en dat de moeder [de minderjarige] na de training of wedstrijd ophaalt, tenzij de start om 14.00 uur of later is of op zondag is. In dat geval zal de overdracht op zaterdag om 10.00 uur zijn.

4.De omvang van het geschil

De hoofdzaak
4.1
Bij tussenbeschikking van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2023 is aan beide ouders toestemming verleend voor een voorlopige inschrijving van [de minderjarige] op een viertal scholen in [plaats] en een school in [plaats] en is [bijzonder curator] benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] . De behandeling van de verzoeken over de schoolkeuze, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling is aangehouden in afwachting van het door de ouders te volgen co-mediationtraject.
4.2
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover in hoger beroep van belang en met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2017 en de beschikking van dit hof van 28 maart 2018:
- bepaald dat [de minderjarige] bij de ouders zal zijn in een periode van veertien dagen:
o maandag uit school: bij de vader,
o dinsdag uit school: bij de moeder,
o woensdag: bij de moeder,
o donderdag uit school: bij de vader,
o vrijdag: bij de vader,
o zaterdag: bij de vader,
o zondag: bij de vader,
o maandag uit school: bij de moeder,
o dinsdag: bij de moeder,
o woensdag uit school: bij de vader,
o donderdag: bij de vader,
o vrijdag uit school: bij de moeder,
o zaterdag: bij de moeder,
o zondag: bij de moeder,
en gedurende de schoolvakanties:
o voorjaarsvakantie: bij vader,
o herfstvakantie: bij moeder,
o kerstvakantie, meivakantie en zomervakantie: bij helfte, waarbij de laatste vier dagen van de zomervakantie bij vader wordt verbleven, [de minderjarige] ziet die dagen als voorbereiden op school en niet als onderdeel van de vakantie,
o zomervakantie 2024: vier weken bij vader, mits deze dan de gehoopte reis naar Afrika kan en gaat maken, daarvoor in de plaats de hele meivakantie 2024 bij moeder.
  • aan de vader toestemming verleend, die de toestemming van de moeder vervangt, ten behoeve van de definitieve inschrijving van [de minderjarige] op het [school] in [plaats] , waarbij de vader de inschrijving regelt;
  • het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen afgewezen;
  • het verzoek van de moeder om het beheer van het paspoort en de ID-kaart van [de minderjarige] afgewezen.
4.3
In zijn beroepschrift verzoekt de vader het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en – kort samengevat – ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de zorgregeling en de vakantieregeling een andere beslissing te nemen. Kosten rechtens. Het hof verwijst voor een complete uiteenzetting van de verzoeken van de vader naar de pagina’s 16 tot en met 18 van het beroepschrift.
4.4
In haar verweerschrift verzoekt de moeder het hof het verzoek van de vader om de bestreden beschikking te vernietigen op de door hem aangegeven gronden af te wijzen en de door de vader in zijn hoger beroep gedane verzoeken af te wijzen. Bij dit verweerschrift heeft de moeder ook incidenteel hoger beroep ingesteld. De verzoeken van de moeder in incidenteel hoger beroep zien (onder meer) op het aan haar verlenen van vervangende toestemming voor uitschrijving en inschrijving van [de minderjarige] op de middelbare school, het aan de moeder vervangende toestemming verlenen voor aanmelding van [de minderjarige] bij een psycholoog en het formuleren van een hulpvraag, het beheer van het paspoort en de ID-kaart van [de minderjarige] , de opschorting dan wel wijziging van de zorgregeling, de verdeling van de vakanties, de aanwezigheid van de man bij activiteiten van [de minderjarige] , het verbinden van dwangsommen aan verschillende verzoeken en de betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Het hof verwijst voor een complete uiteenzetting van de verzoeken van de moeder in incidenteel hoger beroep naar de punten 2 tot en met 14 van het petitum. De moeder verzoekt het hof daarnaast de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de beslissing van het hof in een brief aan [de minderjarige] toe te lichten. Kosten rechtens.
4.5
In zijn verweerschrift in incidenteel appel verzoekt de vader het hof dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard voor wat betreft haar verzoeken in incidenteel hoger beroep of dat haar verzoeken worden afgewezen. Voor wat betreft het principale hoger beroep persisteert hij bij het door hem verzochte met uitzondering van de door hem verzochte zorgregeling, die hij daarbij wijzigt. Daarnaast heeft de vader het hof verzocht – bij wijze van aanvullend en/of gewijzigd verzoek – een (andere) beslissing te nemen over de afgifte van het paspoort van [de minderjarige] in de zomer van 2024, de vakantieregeling en de verdeling van overige (bijzondere) dagen. Het hof verwijst voor een complete uiteenzetting van de nieuwe en/of gewijzigde verzoeken van de vader naar pagina 13 en 14 van het verweerschrift op het incidenteel appel.
Het kort geding en het daartegen ingestelde spoedappel
4.6
Nadat de bestreden beschikking is gegeven, is bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 21 september 2023, voor zover in dit hoger beroep van belang:
  • de vader veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling die is bepaald in de bestreden beschikking op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de vader daarmee in strijd handelt, met een maximum van € 10.000,-, waarbij geldt dat de vader deze dwangsom op doordeweekse dagen slechts verbeurd als [de minderjarige] op deze dagen niet uiterlijk om 17.30 uur bij de moeder is (tenzij partijen onderling of de moeder en [de minderjarige] anders zijn overeengekomen);
  • de vader veroordeeld tot nakoming van de bestreden beschikking in die zin dat hij op de dagen dat [de minderjarige] volgens de zorgregeling bij de moeder is, niet gelijktijdig met [de minderjarige] bij de hockeyclub of op de manage aanwezig is, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de vader daarmee in strijd handelt, met een maximum van € 10.000,-
  • de vader verboden om uit eigen beweging (telefonisch of per whatsapp) contact op te nemen met [de minderjarige] op de momenten dat zij volgens de zorgregeling bij de moeder verblijft;
  • vastgesteld dat partijen de volgende afspraken hebben gemaakt:
o [de minderjarige] zal in afwijking van de bestreden beschikking in de herfstvakantie van 2023 bij de vader zijn, zodat zij van 14 oktober 2023 tot en met 21 oktober 2023 met de vader op vakantie naar Bonaire kan gaan. De moeder zal zodra de vader daarom vraagt de benodigde formulieren ondertekenen waarmee zij aan de vader toestemming voor deze vakantie verleent;
o [de minderjarige] zal in afwijking van de bestreden beschikking de gehele kerstvakantie van 2023-2024 bij de moeder zijn. De vader zal zodra de moeder daarom vraagt de benodigde formulieren ondertekenen waarmee hij aan de moeder toestemming verleent om met [de minderjarige] in die periode op vakantie te gaan;
o De vader en de moeder zullen elk via hun huisarts een doorverwijzing vragen voor hulpverlening volgens de MASIC-methode bij De Waag.
4.7
Ook tegen deze uitspraak heeft de vader hoger beroep ingesteld (een ‘spoedappel’ met zaaknummer 200.333.377/01). Het hof heeft, zoals aan partijen was aangekondigd, op de zitting in de onderhavige zaak ook bekeken of deze kortgedingprocedure (inderdaad) met spoed dient te worden behandeld. Het hof heeft, mede gelet op de samenhang met de onderhavige zaak en de in deze zaak bepaalde uitspraakdatum, besloten dat de kortgedingprocedure niet met spoed zal worden behandeld. In de kortgedingprocedure zal dan ook op reguliere wijze worden voortgeprocedeerd, waarbij de gevolgen van de beschikking in de onderhavige zaak bij de kortgedingprocedure kunnen worden meegenomen.

5.De motivering van de beslissing

Inleiding
5.1
Het hof stelt het volgende voorop. De rechtbank heeft met de uitvoerig gemotiveerde bestreden beschikking, waarin een gedetailleerde zorgregeling is vastgelegd, beoogd een middenweg te vinden. Een middenweg waarbij beide ouders water bij de wijn hebben moeten doen maar waarvan de rechtbank dacht dat dit de beste beslissing zou zijn voor [de minderjarige] . Het tegendeel is gebleken. Vlak na de uitspraak op 23 juni 2023 hebben zich nieuwe incidenten voorgedaan tussen de ouders, is er hoger beroep ingesteld en vervolgens ook een kort geding gestart. Het hof betreurt deze gang van zaken. [de minderjarige] is wederom de dupe van deze incidenten, strijd en onrust. Het hof vreest dat [de minderjarige] er niet veel meer bij kan hebben en doet in dit kader een dringend beroep op de ouders. Net als de rechtbank beoogt het hof met deze beschikking een beslissing te nemen die recht doet aan het belang van [de minderjarige] , op de korte en de lange termijn. Het hof roept de ouders dan ook op om de voortdurende onderlinge strijd over [de minderjarige] te staken en haar voorlopig zo veel mogelijk rust te gunnen.
5.2
Beide ouders hebben meerdere grieven gericht tegen de bestreden beschikking. De grieven van de ouders zien op de verschillende onderwerpen die hiervoor al zijn benoemd. Waar mogelijk zal het hof de grieven die zien op hetzelfde onderwerp zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken. Het hof zal, na een uiteenzetting van het juridisch kader, achtereenvolgend ingaan op de vervangende toestemming voor uitschrijving en inschrijving op een middelbare school, de zorgregeling, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de vakantieregeling en de overige verzoeken.
Wat staat er in de wet?
5.3
Het hof stelt vast dat alle geschilpunten van de ouders onder het bereik van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vallen. Gelet hierop zal het hof het juridisch kader één keer uiteenzetten.
5.4
Artikel 1:253a BW bepaalt dat in geval van gezamenlijk gezag, geschillen hierover op verzoek van de ouders of op verzoek van een van de ouders aan de rechtbank kan worden voorgelegd. De rechter neemt hierbij een beslissing die de rechter in het belang van het kind vindt.
5.5
Lid 2 van hetzelfde artikel bepaalt daarnaast dat de rechter op verzoek van ouders of een van hen ook een regeling kan vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten:
  • het toedelen van zorg- en opvoedingstaken aan beide ouders (een zorgregeling vaststellen) en met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW het opleggen van een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
  • de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Ook de verzoeken met betrekking tot het verlenen van vervangende toestemming vallen onder het bereik van artikel 1:253a BW.
Vervangende toestemming uitschrijving en inschrijving school
5.6
De moeder heeft het hof in het incidentele appel verzocht haar vervangende toestemming te verlenen tot uitschrijving van [de minderjarige] op het [school] in [plaats] en inschrijving van [de minderjarige] op een middelbare school in [plaats] . De moeder stelt dat zij zich realiseert dat dit moeilijk is voor [de minderjarige] maar dat dit de enige manier is om het huidige patroon en de huidige strijd te doorbreken. De keuze voor een middelbare school in [plaats] heeft tot een escalatie van het conflict geleid en de schade voor [de minderjarige] in haar ontwikkeling enkel vergroot. De moeder wil [de minderjarige] beschermen. De vader heeft verweer gevoerd en vindt het absoluut niet in het belang van [de minderjarige] om haar uit te schrijven bij het [school] en in te schrijven op een school in [plaats] .
5.7
Het hof zal het verzoek van de moeder afwijzen en legt dit als volgt uit. [de minderjarige] heeft het erg naar haar zin op het [school] . Zij doet het goed op school, heeft in korte tijd veel nieuwe vriendinnen gemaakt en haar draai gevonden. Dit ondanks de voortdurende strijd tussen de ouders. Het lijkt erop dat school op dit moment de enige plek is waar [de minderjarige] even kan ontsnappen aan de continue strijd tussen haar ouders en de conflicten die dit oplevert. Gelet hierop acht het hof een wisseling van middelbare school geenszins in het belang van [de minderjarige] .
Reguliere zorgregeling
5.8
Beide ouders hebben grieven gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De vader wil – kort samengevat – dat de zorgregeling wordt beperkt. Dit is volgens hem namelijk de wens van [de minderjarige] en de huidige zorgregeling kent te veel doordeweekse wisselingen die maken dat [de minderjarige] nergens echt een thuis heeft en vaak met spullen moet slepen. De moeder wil – kort samengevat – juist dat de zorgregeling wordt uitgebreid. [de minderjarige] heeft ongeveer haar hele leven het grootste deel van de tijd bij de moeder gewoond en is niet consequent in haar wens dat zij niet meer in twee huizen wil wonen. Daarnaast is er volgens de moeder sprake van intieme terreur, parentificatie en ouderverstoting. [de minderjarige] moet hiertegen worden beschermd.
5.9
Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting voldoende is gebleken dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet werkt. Niet voor de vader, niet voor de moeder maar bovenal niet voor [de minderjarige] . De huidige zorgregeling heeft in geen enkel opzicht voor de beoogde rust gezorgd maar juist tot nieuwe conflicten geleid. Het hof betreurt deze gang van zaken maar constateert ook dat deze regeling nu gewijzigd moet worden. [de minderjarige] heeft bij de bijzondere curator en tijdens het kindgesprek met de voorzitter aangegeven dat zij op dit moment nog maar één dag in de week bij haar moeder wil zijn. Op dit moment lijkt [de minderjarige] consequent in die wens. Dit heeft de bijzondere curator ter zitting bevestigd. De bijzondere curator heeft ook duidelijk aangegeven dat het voor haar en haar vertrouwen in de wereld om haar heen van groot belang is dat er nu echt naar haar wordt geluisterd en dat zij serieus wordt genomen. Het hof zal [de minderjarige] dan ook volgen in de door haar geuite wens. Het hof acht het volgen van [de minderjarige] daarin op dit moment de minst schadelijke optie. Het hof realiseert zich dat dit heel moeilijk is voor de moeder en benadrukt dat deze keuze niet wordt gemaakt omdat de moeder niet goed voor [de minderjarige] zou zorgen. Het hof maakt deze keuze omdat het, volgens het hof, nu niet anders kan. Er is op dit moment te veel weerstand bij [de minderjarige] , daargelaten de vraag waar deze weerstand vandaan komt (waarover de ouders sterk van mening verschillen). Het hof spreekt de hoop uit dat het volgen van [de minderjarige] in de door haar geuite wens ervoor zal zorgen dat [de minderjarige] weer met plezier naar haar moeder gaat en uiteindelijk ook weer meer naar haar moeder zal (willen) gaan. Het hof doet in dit kader, hoe moeilijk dat ook is, een beroep op de moeder om te vertrouwen op de band die er is tussen haar en [de minderjarige] . Uit de stukken volgt duidelijk dat deze moeder-dochterband bestaat en ook de bijzondere curator heeft het bestaan van deze band gezien en hierover verklaard ter zitting. Deze band zal niet zomaar verdwijnen, ook niet als er een periode minder contact is tussen de moeder en [de minderjarige] . Het is niet zo dat er helemaal geen contact is tussen de moeder en [de minderjarige] . Van ouderverstoting is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake. [de minderjarige] wil wel degelijk naar haar moeder, alleen niet zoveel als de moeder zou willen. Bovendien denkt het hof dat een periode van relatieve rust in haar eigen schema [de minderjarige] op dit moment goed zal doen. Tot slot benadrukt het hof met klem dat het volgen van de door [de minderjarige] geuite wens van het hof geen keuze is voor de vader en tegen de moeder. Zoals hiervoor al benoemd is het hof niet gebleken dat een van de ouders beter in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen dan de andere ouder. Beide ouders zijn ervoor verantwoordelijk dat de onderhavige situatie is ontstaan. Deze situatie vereist naar het oordeel van het hof nu echter wel ingrijpen.
5.1
Gelet hierop zal het hof het verzoek van de vader zoals omschreven in het verweerschrift op het incidenteel hoger beroep toewijzen, in die zin dat het hof zal bepalen dat [de minderjarige] in de ene week van maandag uit school tot dinsdag naar school bij de moeder verblijft en in de andere week van zaterdag na de hockey – en als er geen hockey is om 10.00 uur – tot zondag 20.00 uur bij de moeder verblijft.
5.11
Het bovenstaande brengt met zich mee dat het hof alle verzoeken van de moeder in dit kader afwijst. Het hof voegt hier aan toe dat er voor het contactverbod tussen [de minderjarige] en de familie van de vader geen juridische grondslag bestaat zodat het hof de moeder in dit verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren. Het hof overweegt voorts alleen nog dat het de vader niet is toegestaan bij activiteiten van [de minderjarige] in de zorgtijd van de moeder aanwezig te zijn en dat hij [de minderjarige] in die periode ook verder met rust dient te laten.
5.12
Wat de nakoming van de zorgregeling betreft zal het hof hieraan geen dwangsom verbinden. De afgelopen periode heeft bewezen dat het verbinden van een dwangsom aan het nakomen van de (reguliere) zorgregeling enkel escalerend werkt en er (mede) voor heeft gezorgd dat [de minderjarige] helemaal niet meer naar haar moeder wilde en dat zij op tijden dat zij bij de moeder zou verblijven, ook niet bij de vader, maar bij derden haar heil ging zoeken om te voorkomen dat haar vader in overtreding zou zijn. Dat acht het hof onwenselijk. Het opleggen van een dwangsom heeft in dit geval dus een averechts effect.
5.13
Wat betreft het volgen van een traject bij De Waag volgens de MASIC-methode, merkt het hof nog op dat dit niet afdwingbaar is. Partijen hebben beiden toegezegd dat zij een dergelijk traject willen volgen en hieromtrent een afspraak met elkaar gemaakt. Het betreft echter een traject op basis van vrijwilligheid. Een verplichte doorverwijzing en het verbinden van een dwangsom aan het niet meewerken aan dit traject zijn daarom niet passend. Dit laat onverlet dat de afspraak tussen partijen over het volgen van een dergelijk traject nog steeds bestaat en dat ook het hof van oordeel is dat het noodzakelijk is dat partijen zich aan deze afspraak houden en dit traject gaan volgen. Het hof ziet echter geen reden om deze procedure aan te houden in afwachting van dit traject. Het traject is nog niet gestart en het volgen van dit traject wordt niet opgelegd vanuit het hof.
5.14
Ook het verzoek van de moeder de vader te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten voor het incasseren van de verbeurde dwangsommen zal het hof afwijzen. Deze procedure is niet de aangewezen procedure voor dit verzoek. De moeder dient hiertoe, indien gewenst, een apart executiegeschil te starten, waarin eerst dient te worden vastgesteld of de vader de dwangsommen daadwerkelijk heeft verbeurd.
5.15
Voor zover de moeder het hof ter zitting heeft verzocht om [de minderjarige] (dan maar) uit huis te plaatsen overweegt het hof tot slot dat de moeder niet-ontvankelijk is in dit verzoek. Een dergelijk verzoek moet door de raad in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel worden gedaan.
Hoofdverblijfplaats [de minderjarige]
5.16
De vader heeft het hof verzocht de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] (alsnog) bij hem te bepalen. Hij acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij haar vaste basis bij hem heeft. De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.17
Het hof zal dit verzoek van de vader afwijzen en legt dit als volgt uit. Het hof ziet in het enkele feit dat de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] wordt beperkt geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen naar de vader. Naar het oordeel van het hof heeft de vader niet dan wel onvoldoende onderbouwd waarom een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] noodzakelijk zou zijn. De moeder heeft daarentegen wel onderbouwd welke gevolgen de wijziging van de hoofdverblijfplaats voor haar zal hebben. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] naar de vader zal bijvoorbeeld invloed hebben op de kinderbijslag die de moeder ontvangt en aanleiding kunnen vormen voor (nieuwe) procedures over bijvoorbeeld kinderalimentatie. Het hof acht dit onwenselijk. Daarnaast doet een wijziging van de hoofdverblijfplaats in de huidige omstandigheden naar het oordeel van het hof geen recht aan de relatie tussen [de minderjarige] en moeder. De omstandigheden zijn nu zo dat een beperkte zorgregeling met moeder wordt vastgesteld. Het hof gaat ervanuit dat dit een tijdelijke situatie is. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Regeling voor vakanties en overige dagen
5.18
Ook wat de verdeling van de vakanties en overige feest- en bijzondere dagen hebben beide ouders grieven gericht tegen de bestreden beschikking. Partijen willen beiden een andere verdeling van de vakanties en overige dagen.
5.19
De ouders hebben beiden zeer gedetailleerde verzoeken gedaan wat de vakanties en overige dagen betreft. Het hof heeft echter ook geconstateerd dat er in verschillende eerdere beschikkingen al veelvuldig beslissingen zijn genomen over de verdeling van de vakanties en overige dagen. Het hof ziet aanleiding om de eerder vastgestelde regelingen zoveel mogelijk in stand te laten. De extra details die door beide ouders steeds weer worden toegevoegd zorgen naar het oordeel van het hof enkel voor onrust en nieuwe punten waarover strijd kan worden gevoerd door de ouders. Met betrekking tot de herfstvakantie 2023 en de Kerstvakantie 2023-2024 zijn in het kort geding vonnis van 21 september 2023 afwijkende afspraken gemaakt. De afspraak omtrent de herfstvakantie is door partijen nagekomen en het hof ziet (mede daarom) geen reden om af te wijken van de afspraak omtrent de Kerstvakantie. Het hof volgt [de minderjarige] wat deze vakantie betreft niet in de door haar geuite wens en houdt partijen aan de afspraak die zij zelf samen hebben gemaakt. Het hof acht het de verantwoordelijkheid van de ouders om aan [de minderjarige] uit te leggen dat deze afspraak is gemaakt en dient te worden nagekomen, en haar daartoe ook te motiveren. Het hof zal dus bepalen dat [de minderjarige] , overeenkomstig het verzoek van de moeder, de gehele Kerstvakantie 2023-2024 bij de moeder is. Wat betreft de verdeling van de zomervakantie vanaf 2025 hebben partijen op de zitting in de onderhavige zaak afspraken gemaakt die afwijken van de regeling in de bestreden beschikking. Ouders hebben met elkaar afgesproken dat [de minderjarige] vanaf 2025 de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder zal zijn en de tweede drie weken van de zomervakantie bij de vader zal zijn. Dit om eventuele conflicten over het einde van de zomervakantie in de toekomst te voorkomen. Het hof zal aldus beslissen en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen. Het hof ziet geen aanleiding om aan de nakoming van de vakantieregeling een dwangsom te verbinden.
Overige verzoeken
Vervangende toestemming psycholoog
5.2
De moeder heeft het hof verzocht haar vervangende toestemming te verlenen voor aanmelding van [de minderjarige] bij een psycholoog en het formuleren van een hulpvraag en te bepalen dat de vader hierin niet wordt betrokken. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd.
5.21
Het hof sluit zich wat dit betreft aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en beslist. Het hof ziet geen reden voor het verlenen van vervangende toestemming aan de moeder nu niet duidelijk is of [de minderjarige] open staat voor behandeling bij een psycholoog. Zoals de bijzondere curator destijds ter zitting heeft opgemerkt kan alleen door [de minderjarige] zelf bepaald worden of zij met een psycholoog wil praten over alle gebeurtenissen in het verleden. Waar de ouders niet kunnen worden gedwongen tot deelname aan een traject bij De Waag volgens de MASIC-methode, kan [de minderjarige] naar het oordeel van het hof niet gedwongen worden tot het volgen van behandeling bij een psycholoog. Het hof voegt hier nog aan toe dat het hof net als de rechtbank van oordeel is dat dit de omgekeerde wereld is nu het de ouders zijn die strijd blijven voeren.
Beheer paspoort en ID-kaart [de minderjarige]
5.22
In hoger beroep hebben beide ouders verzoeken gedaan omtrent het beheer en de afgifte van het paspoort en de ID-kaart van [de minderjarige] . Net als de rechtbank ziet het hof geen reden om de beslissing over het beheer van het paspoort en de ID-kaart van [de minderjarige] zoals bepaald in de beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2017 te wijzigen. Het hof vreest, net als de bij de vakantieregeling, dat een meer gedetailleerde regeling enkel voor nieuwe problemen en onrust zal zorgen. Uiteraard is het de verantwoordelijkheid van de ouders om te zorgen dat het paspoort en de ID-kaart van [de minderjarige] op tijd bij de ouder zijn die deze nodig heeft in verband met bijvoorbeeld een vakantie.
Bijzondere curator
5.23
Het hof verzoekt de bijzondere curator om deze beslissing binnen een week met [de minderjarige] te bespreken. Daarna beschouwt het hof de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Proceskosten
5.24
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
5.25
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek met betrekking tot het contactverbod tussen de familie van de vader en [de minderjarige] en haar verzoek met betrekking tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] ;
vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft de reguliere zorgregeling, de Kerstvakantie 2023-2024 en de zomervakantie vanaf 2025 en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [de minderjarige] in de ene week van maandag uit school tot dinsdag naar school bij de moeder verblijft en in de andere week van zaterdag na de hockey – en als er geen hockey is om 10.00 uur – tot zondag 20.00 uur;
bepaalt dat [de minderjarige] de gehele Kerstvakantie 2023-2024 bij de moeder verblijft;
bepaalt dat [de minderjarige] vanaf de zomervakantie van 2025 de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder verblijft en de tweede drie weken van de zomervakantie bij de vader verblijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontslaat de bijzondere curator [bijzonder curator] van haar taak met ingang van één week na afgifte van deze beschikking;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, A.F. Mollema en K.T.J.M. Pijls-Olde Scheper, bijgestaan door mr. N. van Duijvenbode als griffier, en is op 20 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.