Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
3.Beslissing
6 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 19 juli 2022. De Russische Federatie, eiseres tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin Belbek c.s. als verweerders in cassatie optreden. Belbek c.s. hebben tevens incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de advocaten van beide partijen, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep van de Russische Federatie verworpen en deze veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Ook het incidentele beroep van Belbek c.s. is verworpen, waarbij zij zijn veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan. Deze uitspraak is gedaan in samenhang met andere zaken, waarin ook op dezelfde dag uitspraak is gedaan.