Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
3 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 augustus 2022. De verdachte, geboren in 1958, was beschuldigd van meermalen gepleegde oplichting, waarbij hij via een datingsite het vertrouwen van de aangeefster had gewonnen. De verdachte had mededelingen gedaan over een langlopend conflict met de Staat der Nederlanden, wat leidde tot financiële gevolgen voor de aangeefster. Gedurende een periode van vier jaar heeft de aangeefster in totaal € 510.009 aan de verdachte uitgeleend.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf en het aantal dagen dat de gijzeling ten hoogste kan bedragen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was genomen.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd en zelf de duur van de gijzeling verminderd, zodat deze voldoet aan het wettelijk bepaalde maximum van één jaar. Tevens is de opgelegde gevangenisstraf verminderd, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.