ECLI:NL:HR:2024:1717
Hoge Raad
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in verband met zijn beroep in cassatie in belastingzaken. De verzoeker had eerder beroep ingesteld in vier verschillende zaken, die bij de belastingkamer van de Hoge Raad waren ingeschreven. Op 4 oktober 2024 zou uitspraak worden gedaan in deze zaken, en de leden van de Hoge Raad die de uitspraak zouden doen, waren J.A.R. van Eijsden, M.W.C. Feteris en A.E.H. van der Voort Maarschalk. Op 3 oktober 2024 heeft de verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen deze raadsheren, omdat hij meende dat hun onpartijdigheid in het geding was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 heeft de verzoeker zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij zich baseerde op organisatorische en procedurele bezwaren, alsook op het feit dat er niet was gereageerd op zijn verzoeken in de hoofdzaak. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft tijdens deze behandeling aangegeven af te zien van het nemen van een conclusie. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van het wrakingsverzoek vastgesteld dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren.
De Hoge Raad concludeerde dat de bezwaren van de verzoeker niet voldoende waren om te concluderen dat de betrokken raadsheren vooringenomen waren of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond. De Hoge Raad heeft het wrakingsverzoek dan ook afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de vicepresident V. van den Brink, samen met de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter was aanwezig.