ECLI:NL:HR:2024:1660
Hoge Raad
- Prejudiciële beslissing
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële beslissing over de berekening van heffingskortingen voor belastingplichtigen met een gedeeltelijke belastingplicht in Nederland
In deze prejudiciële beslissing van de Hoge Raad wordt ingegaan op de berekening van het inkomstenbelastingdeel en het premiedeel van de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) en het premiedeel van de algemene heffingskorting voor belastingplichtigen die slechts gedurende een deel van het jaar belastingplichtig zijn in Nederland. De zaak betreft een belanghebbende die in 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft ontvangen, waarbij de Inspecteur rekening heeft gehouden met een wereldinkomen dat ook het inkomen uit een buitenlandse periode omvatte. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de Hoge Raad gevraagd hoe deze heffingskortingen moeten worden berekend voor een persoon die slechts een gedeelte van het jaar belastingplichtig is in Nederland.
De Hoge Raad oordeelt dat de berekening van de heffingskortingen uitsluitend moet plaatsvinden op basis van het arbeidsinkomen en het belastbare inkomen uit werk en woning dat is genoten in de periode van binnenlandse belastingplicht. Dit betekent dat het inkomen dat in de buitenlandse periode is genoten, niet moet worden meegenomen in de berekening van de heffingskortingen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder het Costa Rica-arrest, en stelt dat de wettelijke regeling die in 2019 is ingevoerd, niet van toepassing is op situaties waarin de belastingplichtige in een deel van het jaar niet belastingplichtig is in Nederland.
De beslissing is genomen door de vice-president en een aantal raadsheren, en de Hoge Raad heeft de prejudiciële vraag van de Rechtbank beantwoord in de zin dat de heffingskortingen alleen moeten worden berekend op basis van het inkomen dat is genoten tijdens de periode van binnenlandse belastingplicht. De Hoge Raad benadrukt dat ook het premiedeel van de heffingskortingen tijdsevenredig moet worden verminderd, afhankelijk van de periode waarin geen belastingplicht of premieplicht bestond.