ECLI:NL:HR:2024:161
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de vennootschap onder firma [X]. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 mei 2023, waarin het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende werd behandeld. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, alsook een beschikking inzake belastingrente die aan belanghebbende was opgelegd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de Staatssecretaris beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en er is een griffierecht van € 548 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.