ECLI:NL:HR:2024:1544

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
24/01386
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting 2018

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Vos, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De kwestie draait om de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018.

Belanghebbende heeft in cassatie geklaagd over de schending van beginselen van een goede procesorde, omdat het Hof geen afschrift van het verweerschrift van de Inspecteur aan belanghebbende heeft gezonden. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht slaagt, aangezien uit de processtukken blijkt dat belanghebbende niet in staat is gesteld om te reageren op het standpunt van de Inspecteur. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.750 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en is het griffierecht van € 138 aan belanghebbende vergoed. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren M.W.C. Feteris, J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, met waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/01386
Datum25 oktober 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024, nr. BK-ARN 22/931 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 21/2283) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Vos, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1
Tegen de uitspraak van het Hof wordt onder meer de klacht aangevoerd dat beginselen van een goede procesorde zijn geschonden omdat het Hof geen afschrift van het door de Inspecteur ingediende verweerschrift aan belanghebbende heeft gezonden, zodat belanghebbende niet heeft kunnen reageren op het standpunt dat de Inspecteur daarin heeft ingenomen.
2.2
Deze klacht slaagt. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat het Hof een kopie van het verweerschrift aan belanghebbende heeft gezonden. [2]
2.3
De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek van de zaak in volle omvang. De overige klachten behoeven geen behandeling.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het Hof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende een vergoeding moet worden toegekend voor de kosten van het geding voor het Hof, het geding voor de Rechtbank, en in verband met de behandeling van het bezwaar.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met in achtneming van dit arrest,
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 138, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.750 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.

Voetnoten

2.Vgl. HR 15 oktober 1952, ECLI:NL:HR:1952:51, en HR 8 juli 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9936.