Gezien het beroepschrift in cassatie van
[X]te [Z] tegen de uitspraak van den Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te Leeuwarden van 10 Maart 1952 betreffende den hem opgelegden aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1945;
Gezien de stukken;
Overwegende dat belanghebbende, aan wien een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1945 werd opgelegd naar een zuiver inkomen van f. 5260 .- , daartegen bezwaar heeft gemaakt bij den Inspecteur en deze dien aanslag nader 'heeft geregeld naar een zuiver inkomen van f. 4817 .-;
Overwegende dat belanghebbende van 's Inspecteurs beschikking in beroep is gekomen, doch de Raad van Beroep dat beroep heeft verworpen, na te hebben overwogen:
"dat appellant stelt, dat hij beroepsmatig handel dreef in boten; dat de Inspecteur deze boten in de vermogensvergelijking wil opnemen voor de aanschaffingswaarde en niet naar de bedrijfswaarde, welke aanzienlijk lager is; dat dit verschil in waarde bedraagt f. 6950 .- , dat het door de Inspecteur vastgestelde inkomen ad f. 4817 .- verminderd moet worden met genoemde f. 6950 .- en geen aanlag had behoren te zijn opgelegd; dat belastingplichtige een verklaring in dezen heeft getekend, welke hij niet heeft begrepen, verzoekende hij deze verklaring als niet rechtsgeldig te beschouwen en de aanslag te vernietigen;
dat de Inspecteur stelt, dat de aanslag door vermogensvergelijking is bepaald; dat bij de buitengewone aangifte een motorboot en een valkjacht als privébezittingen zijn opgegeven; dat belastingplichtige een verklaring heeft getekend waaruit bleek dat deze boten gekocht waren voor belegging van privé-gelden; dat de waardedaling van deze boten een privé-vermogensschade is;
dat ter zitting van de Raad op 25 Februari 1952 appellants gemachtigde meedeelde, dat appellant, hoewel opgeroepen om zelf te verschijnen om inlichtingen te verschaffen, niet is verschenen, terwijl de Inspecteur persisteerde;
dat partijen verschillen over de vraag of de waardedaling van enkele schepen in mindering van het inkomen mag worden gebracht;
dat appellant bij de invulling van het buitengewoon aangiftebiljet voormelde schepen heeft opgegeven als bezittingen, niet belegd in bedrijf of beroep;
dat appellant op 20 September 1950 een verklaring heeft afgelegd, waarvan afschrift is overgelegd, waaruit eveneens blijkt, dat voornoemde schepen volgens appellant behoren tot het privé-vermogen;
dat in het beroepschrift is beweerd, dat appellant de draagwijdte en strekking van de verklaring van 20 September 1950 niet zou hebben begrepen;
dat appellant - in de gelegenheid gesteld om persoonlijk ter zitting nader uitleg te geven - niet is verschenen; dat de bewering, dat appellant de draagwijdte en de strekking van de verklaring van 20 September 1950 niet zou hebben begrepen, als onbewezen terzijde moet worden gesteld;
dat naar het oordeel van de Raad door de aanduiding in het buitengewoon aangiftebiljet en de verklaring van 20 September 1950 vaststaat, dat de onderhavige schepen behoren tot het privé-vermogen;
dat mitsdien het verlies op deze schepen niet in mindering van het inkomen kan worden gebracht;"
Overwegende dat belanghebbende als middel van cassatie voorstelt:
Schending of verkeerde toepassing van de artikelen 11, 13 ter en 14 van de wet van 19 December 1914, Staatsblad no. 564, welk middel, blijkens de toelichting, drie grieven bevat, welke hierop neerkomen:
a ) dat aan belanghebbende noch aan zijn gemachtigde een volledig afschrift van het vertoogschrift van den Inspecteur is toegezonden; dat daaraan namelijk ontbrak een afschrift van een door den Inspecteur bij zijn vertoogschrift gevoegde schriftelijke verklaring van belanghebbende, naar den inhoud waarvan in het vertoogschrift wordt verwezen; dat de gemachtigde van belanghebbende den Inspecteur zowel als den Voorzitter van den Raad van Beroep heeft verzocht alsnog een afschrift van de -cov - bedoelde verklaring, welker inhoud belanghebbende noch zijn gemachtigde bekend is, te mogen ontvangen, doch tevergeefs; dat ook ter zitting van den Raad aan belanghebbendes gemachtigde geen inzage van die verklaring is verleend;