ECLI:NL:HR:2024:1430

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
22/03305
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake teruggaaf van loonheffing voor verstrekte lunchmaaltijden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2024 een herstelarrest gewezen ter verbetering van een eerder arrest van 24 mei 2024, nummer 22/03305. Het herstelarrest betreft een verzoek van de Staatssecretaris om verbetering van het arrest, waarin een teruggaaf van loonheffing aan belanghebbende werd verleend. De Hoge Raad had in het eerdere arrest vastgesteld dat belanghebbende recht had op een teruggaaf van € 62.999, gebaseerd op de verstrekte lunchmaaltijden in de jaren 2017 en 2018. Echter, de Staatssecretaris wees op een kennelijke vergissing in de berekening van de teruggaaf voor het jaar 2017. Na correctie bleek dat het bedrag van de afgedragen loonheffing voor 2017 € 35.994 bedroeg in plaats van € 40.805. Dit leidde tot een totale teruggaaf van € 58.188 in plaats van het eerder genoemde bedrag. De Hoge Raad heeft de rechtsoverwegingen en het dictum van het eerdere arrest aangepast om deze vergissing te rectificeren. Het arrest is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024, waarbij de vice-president en vier raadsheren betrokken waren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03305
Datum11 oktober 2024
HERSTELARREST
ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2024, nr. 22/03305, ECLI:NL:HR:2024:745, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 juli 2022, nrs. BK-21/00701 en BK-21/00702 [1] .

1.Overwegingen voor herstel

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 24 mei 2024 arrest (hierna: het arrest) gewezen.
Nadien heeft de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], verzocht om verbetering van het arrest.
Belanghebbende heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2
In rechtsoverweging 5.12 van het arrest heeft de Hoge Raad het volgende beslist met betrekking tot de door belanghebbende gevraagde teruggaaf van afgedragen loonheffing:
“5.12 Aan belanghebbende dient daarom de door haar gevraagde teruggaaf te worden verleend, waarvan de omvang door de Inspecteur niet is betwist. Dat betreft een teruggaaf van € 40.805 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2017 en van € 22.194 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2018, in totaal dus € 62.999.”
1.3
De Staatssecretaris heeft in zijn verzoek terecht erop gewezen dat de afgedragen loonheffing ter zake van de lunchmaaltijden die door belanghebbende zijn verstrekt in het jaar 2017, na aftrek van een door de Inspecteur verleende teruggaaf, € 35.994 bedraagt in plaats van het aanvankelijk voldane bedrag van € 40.805. Het Hof heeft ook – in cassatie onbestreden – vastgesteld dat het over het jaar 2017 gaat om een afdracht van € 35.994. Hiermee komt de totale teruggaaf uit op een bedrag van € 58.188 in plaats van € 62.999.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat rechtsoverweging 5.12 van het arrest als volgt komt te luiden:
“5.12 Aan belanghebbende dient daarom een teruggaaf van loonheffing te worden verleend. Dat betreft een teruggaaf van € 35.994 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2017 en van € 22.194 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2018, in totaal dus € 58.188.”
Het dictum met betrekking tot de teruggaaf wordt als volgt aangepast:
“- bepaalt dat aan belanghebbende een bedrag van € 58.188 aan afgedragen loonheffing wordt teruggegeven,”.

2.Beslissing

De Hoge Raad verbetert het arrest van 24 mei 2024, nr. 22/03305, op de hiervoor in onderdeel 1.3 vermelde wijze.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, J. Wortel, M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.